Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->Suche: ausfegen

Deutsche und niederländische Suchergebnisse für: ausfegen

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

ausfegen:
- Wiktionary:
  ausfegen → bezemen, vegen, aanvegen, opvegen, schoonvegen

Deutsch

Detailübersetzungen für ausfegen (Deutsch) ins Niederländisch

ausfegen: ^{(*Wort und Satz getrennt)}

aus: over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; gedaan; beëindigd; gepleegd; eruit
fegen: afvegen; afwissen; uitroepen; brullen; uitschreeuwen; tempo maken; het uitgillen

Spelling Suggestions for: ausfegen

auslegen; auswegen; ausgehen; auslesen; ausgeben; aufregen; aussehen; aulegen; ausfragen; ausreden

Wiktionary Übersetzungen für ausfegen:

Cross Translation:

From	To	Via
• ausfegen	→ bezemen; vegen; aanvegen; opvegen; schoonvegen	↔ balayer — nettoyer un lieu avec le balai.

Computerübersetzung von Drittern:

Niederländisch

Suggestions for ausfegen in Niederländisch

Spelling Suggestions for: ausfegen

afstegen; afvegen; afsloegen; afkregen; autowegen; afwegen; afvliegen; afvroegen; aanjoegen; afdroegen

Computerübersetzung von Drittern: