Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->Suche: rechtfertigen

Deutsche und niederländische Suchergebnisse für: rechtfertigen

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

rechtfertigen:
- rechtvaardigen; wettigen; verantwoorden; goedpraten; rechtpraten
Wiktionary:
- rechtfertigen → rechtvaardigen, vrijpleiten
- rechtfertigen → rechtvaardigen, vrijspreken, blaam zuiveren, aantonen, adstrueren, bewijzen, staven, uitwijzen, waarmaken

Deutsch

Detailübersetzungen für rechtfertigen (Deutsch) ins Niederländisch

rechtfertigen:

rechtfertigen Verb (rechtfertige, rechtfertigst, rechtfertigt, rechtfertigte, rechtfertigtet, gerechtfertigt)

rechtfertigen (verantworten)
rechtvaardigen; wettigen
- rechtvaardigen Verb
- wettigen Verb (wettig, wettigt, wettigde, wettigden, gewettigd)
rechtfertigen (verantworten)
verantwoorden
- verantwoorden Verb (verantwoord, verantwoordt, verantwoordde, verantwoordden, verantwoord)
rechtfertigen (verantworten)
goedpraten; rechtpraten
- goedpraten Verb (praat goed, praatte goed, praatten goed, goedgepraat)
- rechtpraten Verb

Konjugationen für rechtfertigen:

Präsens

rechtfertige
rechtfertigst
rechtfertigt
rechtfertigen
rechtfertigt
rechtfertigen

Imperfekt

rechtfertigte
rechtfertigtest
rechtfertigte
rechtfertigten
rechtfertigtet
rechtfertigten

Perfekt

habe gerechtfertigt
hast gerechtfertigt
hat gerechtfertigt
haben gerechtfertigt
habt gerechtfertigt
haben gerechtfertigt

1. Konjunktiv [1]

rechtfertige
rechtfertigest
rechtfertige
rechtfertigen
rechtfertiget
rechtfertigen

2. Konjunktiv

rechtfertigte
rechtfertigtest
rechtfertigte
rechtfertigten
rechtfertigtet
rechtfertigten

Futur 1

werde rechtfertigen
wirst rechtfertigen
wird rechtfertigen
werden rechtfertigen
werdet rechtfertigen
werden rechtfertigen

1. Konjunktiv [2]

würde rechtfertigen
würdest rechtfertigen
würde rechtfertigen
würden rechtfertigen
würdet rechtfertigen
würden rechtfertigen

Diverses

rechtfertig!
rechtfertigt!
rechtfertigen Sie!
gerechtfertigt
rechtfertigend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für rechtfertigen:

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
goedpraten	rechtfertigen; verantworten
rechtpraten	rechtfertigen; verantworten
rechtvaardigen	rechtfertigen; verantworten
verantwoorden	rechtfertigen; verantworten
wettigen	rechtfertigen; verantworten

Synonyms for "rechtfertigen":

aufschlüsseln; aufstellen; aufzeigen; aussprechen; beleuchten; benennen; durchsetzten; erhellen; fokusieren; für etwas eintreten; herausgestellen; mit auf den Weg geben; verfechten; vermitteln; verteidigen; vertreten; weitergegeben; zugspitzen; zusammengstellen; äußern
argumentieren; begründen; erklären; legitimieren

Wiktionary Übersetzungen für rechtfertigen:

rechtfertigen

verb

onderbouwen volgens bepaalde ethische beginselen
- rechtvaardigen → rechtfertigen
aantoonen of betoogen dat men niet aan iets schuldig is
- vrijpleiten → rechtfertigen

Cross Translation:

From	To	Via
• rechtfertigen	→ rechtvaardigen	↔ justify — provide an acceptable explanation
• rechtfertigen	→ rechtvaardigen	↔ justify — give a good, acceptable reason for something
• rechtfertigen	→ vrijspreken; blaam zuiveren	↔ vindicate — to clear from an accusation, suspicion or criticism
• rechtfertigen	→ rechtvaardigen	↔ justifier — prouver qu’une chose n’était pas fausse
• rechtfertigen	→ rechtvaardigen	↔ justifier — montrer la vérité de ce qu’on avance
• rechtfertigen	→ aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken	↔ prouver — établir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.