Niederländisch
Detailübersetzungen für plegen (Niederländisch) ins Deutsch
plegen:
Konjugationen für plegen:
o.t.t.
- pleeg
- pleegt
- pleegt
- plegen
- plegen
- plegen
o.v.t.
- pleegde
- pleegde
- pleegde
- pleegden
- pleegden
- pleegden
v.t.t.
- heb gepleegd
- hebt gepleegd
- heeft gepleegd
- hebben gepleegd
- hebben gepleegd
- hebben gepleegd
v.v.t.
- had gepleegd
- had gepleegd
- had gepleegd
- hadden gepleegd
- hadden gepleegd
- hadden gepleegd
o.t.t.t.
- zal plegen
- zult plegen
- zal plegen
- zullen plegen
- zullen plegen
- zullen plegen
o.v.t.t.
- zou plegen
- zou plegen
- zou plegen
- zouden plegen
- zouden plegen
- zouden plegen
en verder
- is gepleegd
- zijn gepleegd
diversen
- pleeg!
- pleegt!
- gepleegd
- plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für plegen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ausüben | plegen | begaan; beoefenen; doen; handelen; per ongeluk doen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; verrichten |
betreiben | plegen | begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; doordouwen; doorzetten; handelen; per ongeluk doen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; verrichten |
pflegen | plegen | begaan; bekommeren; per ongeluk doen; verplegen; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iemand; zorgen voor iets |
treiben | plegen | aankweken; aanplanten; begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; fokken; functioneren; gaan staan; genereren; handelen; kweken; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omhoogrijzen; ontlenen; opkweken; opstaan; per ongeluk doen; planten; procreëren; rijzen; telen; tornen; uithalen; uitoefenen; uitrichten; uitspoken; uittrekken; uitvoeren; verbouwen; verrichten; voortbrengen |
Verwandte Definitionen für "plegen":
Wiktionary Übersetzungen für plegen:
plegen
verb
plegen
-
een gewoonlijk verboden handeling uitvoeren
-
gewoon zijn, vaak doen
- plegen → gewohn sein; pflegen