Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. polariseren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für polariseren (Niederländisch) ins Deutsch

polariseren:

polariseren Verb (polariseer, polariseert, polariseerde, polariseerden, gepolariseerd)

  1. polariseren
    polarisieren
    • polarisieren Verb (polarisiere, polarisierst, polarisiert, polarisierte, polarisiertet, polarisiert)

Konjugationen für polariseren:

o.t.t.
  1. polariseer
  2. polariseert
  3. polariseert
  4. polariseren
  5. polariseren
  6. polariseren
o.v.t.
  1. polariseerde
  2. polariseerde
  3. polariseerde
  4. polariseerden
  5. polariseerden
  6. polariseerden
v.t.t.
  1. ben gepolariseerd
  2. bent gepolariseerd
  3. is gepolariseerd
  4. zijn gepolariseerd
  5. zijn gepolariseerd
  6. zijn gepolariseerd
v.v.t.
  1. was gepolariseerd
  2. was gepolariseerd
  3. was gepolariseerd
  4. waren gepolariseerd
  5. waren gepolariseerd
  6. waren gepolariseerd
o.t.t.t.
  1. zal polariseren
  2. zult polariseren
  3. zal polariseren
  4. zullen polariseren
  5. zullen polariseren
  6. zullen polariseren
o.v.t.t.
  1. zou polariseren
  2. zou polariseren
  3. zou polariseren
  4. zouden polariseren
  5. zouden polariseren
  6. zouden polariseren
en verder
  1. heb gepolariseerd
  2. hebt gepolariseerd
  3. heeft gepolariseerd
  4. hebben gepolariseerd
  5. hebben gepolariseerd
  6. hebben gepolariseerd
diversen
  1. polariseer!
  2. polariseert!
  3. gepolariseerd
  4. polariserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für polariseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
polarisieren polariseren

Wiktionary Übersetzungen für polariseren:

polariseren
verb
  1. politiek|nld spanningen en tegenstellingen tussen personen en groepen doen ontstaan of toespitsen