Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. onbedekt:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für onbedekt (Niederländisch) ins Deutsch

onbedekt:

onbedekt Adjektiv

  1. onbedekt (onoverdekt)
    unbedeckt; frei; im Freien; nichtüberdacht; Frei-; unverhüllt; im freien
  2. onbedekt (gevonden)
  3. onbedekt
    unbedeckt

Übersetzung Matrix für onbedekt:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
frei onbedekt; onoverdekt bandeloos; benaderbaar; beschikbaar; disponibel; frank; genaakbaar; gratis; in vrijheid; kosteloos; ledig; leeg; losbandig; niet belast; onafhankelijk; onbelast; onbelast inkomen; onbewoond; onbezet; ongebonden; ongebreideld; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverplicht; onverstoord; open; pro deo; rechttoe; spontaan; toegankelijk; uit vrije wil; vacant; voor niets; vrij; vrij van schulden; vrijuit; vrijwillig; zonder kosten
im Freien onbedekt; onoverdekt Buiten; in de natuur; op het land; te velde
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gefunden eureka; hebbes
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Frei- onbedekt; onoverdekt
angetroffen gevonden; onbedekt aangetroffen
gefunden gevonden; onbedekt eureka; gevonden
im freien onbedekt; onoverdekt
nichtüberdacht onbedekt; onoverdekt
unbedeckt onbedekt; onoverdekt onbewaakt; onverhuld
unverhüllt onbedekt; onoverdekt onverhuld

Wiktionary Übersetzungen für onbedekt:


Cross Translation:
FromToVia
onbedekt bloß; nackt nu — Qui n’a pas de vêtements, qui dévêtir.

Computerübersetzung von Drittern: