Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für stukadoren (Niederländisch) ins Deutsch

stukadoren:

stukadoren Verb

  1. stukadoren
    stukadoren; verputzen; bewerfen; kalken
    • stukadoren Verb
    • verputzen Verb (verputze, verputzt, verputzte, verputztet, verputzt)
    • bewerfen Verb (bewerfe, bewirfst, bewirft, bewarf, bewarft, beworfen)
    • kalken Verb (kalke, kalkst, kalkt, kalkte, kalktet, gekalkt)

Übersetzung Matrix für stukadoren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bewerfen stukadoren
kalken stukadoren bepleisteren; kalken; kladden; pleisteren; sausen; van pleister voorzien; witten
stukadoren stukadoren
verputzen stukadoren bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien

Verwandte Wörter für "stukadoren":



stukadoor:

stukadoor [de ~ (m)] Nomen

  1. de stukadoor (stucwerker)
    der Stukkateur

Übersetzung Matrix für stukadoor:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Stukkateur stucwerker; stukadoor

Verwandte Wörter für "stukadoor":


Verwandte Definitionen für "stukadoor":

  1. wie muren en plafonds glad maakt met gips1
    • de stukadoor moest komen om de wanden af te werken1

Wiktionary Übersetzungen für stukadoor:

stukadoor
noun
  1. Soort bouwvakker

Computerübersetzung von Drittern:


Deutsch

Detailübersetzungen für stukadoren (Deutsch) ins Niederländisch

stukadoren:

stukadoren Verb

  1. stukadoren (verputzen; bewerfen; kalken)

Übersetzung Matrix für stukadoren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stukadoren bewerfen; kalken; stukadoren; verputzen

Computerübersetzung von Drittern: