Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. belanden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für belanden (Niederländisch) ins Englisch

belanden:

belanden Verb (beland, belandt, belandde, belandden, beland)

  1. belanden (terechtkomen; geraken; verzeilen)
    to end
    • end Verb (ends, ended, ending)

Konjugationen für belanden:

o.t.t.
  1. beland
  2. belandt
  3. belandt
  4. belanden
  5. belanden
  6. belanden
o.v.t.
  1. belandde
  2. belandde
  3. belandde
  4. belandden
  5. belandden
  6. belandden
v.t.t.
  1. ben beland
  2. bent beland
  3. is beland
  4. zijn beland
  5. zijn beland
  6. zijn beland
v.v.t.
  1. was beland
  2. was beland
  3. was beland
  4. waren beland
  5. waren beland
  6. waren beland
o.t.t.t.
  1. zal belanden
  2. zult belanden
  3. zal belanden
  4. zullen belanden
  5. zullen belanden
  6. zullen belanden
o.v.t.t.
  1. zou belanden
  2. zou belanden
  3. zou belanden
  4. zouden belanden
  5. zouden belanden
  6. zouden belanden
diversen
  1. beland!
  2. belandt!
  3. beland
  4. belandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für belanden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
end afstand; beëindiging; distantie; einde; eindpunt; end; finale; slot; sluiting
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
end belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen aankomen; afgrenzen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; begrenzen; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; gesprek beëindigen; halthouden; klaarkrijgen; klaarmaken; naar einde toewerken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; van grenzen voorzien; volbrengen; volmaken; voltooien

Wiktionary Übersetzungen für belanden:

belanden
verb
  1. min of meer bij toeval op een bepaalde plaats geraken
belanden
verb
  1. arrive at a destination