Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. dichtklappen:
  2. Wiktionary:
    • dichtklappen → shut


Niederländisch

Detailübersetzungen für dichtklappen (Niederländisch) ins Englisch

dichtklappen:

dichtklappen Verb (klap dicht, klapt dicht, klapte dicht, klapten dicht, dichtgeklapt)

  1. dichtklappen

Konjugationen für dichtklappen:

o.t.t.
  1. klap dicht
  2. klapt dicht
  3. klapt dicht
  4. klappen dicht
  5. klappen dicht
  6. klappen dicht
o.v.t.
  1. klapte dicht
  2. klapte dicht
  3. klapte dicht
  4. klapten dicht
  5. klapten dicht
  6. klapten dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgeklapt
  2. hebt dichtgeklapt
  3. heeft dichtgeklapt
  4. hebben dichtgeklapt
  5. hebben dichtgeklapt
  6. hebben dichtgeklapt
v.v.t.
  1. had dichtgeklapt
  2. had dichtgeklapt
  3. had dichtgeklapt
  4. hadden dichtgeklapt
  5. hadden dichtgeklapt
  6. hadden dichtgeklapt
o.t.t.t.
  1. zal dichtklappen
  2. zult dichtklappen
  3. zal dichtklappen
  4. zullen dichtklappen
  5. zullen dichtklappen
  6. zullen dichtklappen
o.v.t.t.
  1. zou dichtklappen
  2. zou dichtklappen
  3. zou dichtklappen
  4. zouden dichtklappen
  5. zouden dichtklappen
  6. zouden dichtklappen
en verder
  1. ben dichtgeklapt
  2. bent dichtgeklapt
  3. is dichtgeklapt
  4. zijn dichtgeklapt
  5. zijn dichtgeklapt
  6. zijn dichtgeklapt
diversen
  1. klap dicht!
  2. klapt dicht!
  3. dichtgeklapt
  4. dichtklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dichtklappen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
snap shut dichtklappen

Wiktionary Übersetzungen für dichtklappen:

dichtklappen
verb
  1. to close