Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. gefantaseerd:
  2. fantaseren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gefantaseerd (Niederländisch) ins Englisch

gefantaseerd:

gefantaseerd Adjektiv

  1. gefantaseerd (bedacht)
    made-up; fantasized; invented; dreamt

Übersetzung Matrix für gefantaseerd:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
made-up bedacht; gefantaseerd
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dreamt bedacht; gefantaseerd
fantasized bedacht; gefantaseerd
invented bedacht; gefantaseerd bedacht; denkbeeldig; fictief; gefabriceerd; gefingeerd; uit de duim gezogen; verzonnen

gefantaseerd form of fantaseren:

fantaseren Verb (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)

  1. fantaseren (verzinnen; bedenken; uitdenken; verdichten; voorwenden)
    to invent; to contrive; to devise; to make up
    • invent Verb (invents, invented, inventing)
    • contrive Verb (contrives, contrived, contriving)
    • devise Verb (devises, devised, devising)
    • make up Verb (makes up, made up, making up)

Konjugationen für fantaseren:

o.t.t.
  1. fantaseer
  2. fantaseert
  3. fantaseert
  4. fantaseren
  5. fantaseren
  6. fantaseren
o.v.t.
  1. fantaseerde
  2. fantaseerde
  3. fantaseerde
  4. fantaseerden
  5. fantaseerden
  6. fantaseerden
v.t.t.
  1. heb gefantaseerd
  2. hebt gefantaseerd
  3. heeft gefantaseerd
  4. hebben gefantaseerd
  5. hebben gefantaseerd
  6. hebben gefantaseerd
v.v.t.
  1. had gefantaseerd
  2. had gefantaseerd
  3. had gefantaseerd
  4. hadden gefantaseerd
  5. hadden gefantaseerd
  6. hadden gefantaseerd
o.t.t.t.
  1. zal fantaseren
  2. zult fantaseren
  3. zal fantaseren
  4. zullen fantaseren
  5. zullen fantaseren
  6. zullen fantaseren
o.v.t.t.
  1. zou fantaseren
  2. zou fantaseren
  3. zou fantaseren
  4. zouden fantaseren
  5. zouden fantaseren
  6. zouden fantaseren
en verder
  1. is gefantaseerd
  2. zijn gefantaseerd
diversen
  1. fantaseer!
  2. fantaseert!
  3. gefantaseerd
  4. fantaserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fantaseren [znw.] Nomen

  1. fantaseren (opdissen)
    the invent; the dishing up

Übersetzung Matrix für fantaseren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dishing up fantaseren; opdissen opdienen; serveren
invent fantaseren; opdissen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
contrive bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden plannen
devise bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden bedenken; beramen; legateren; nalaten; plan beramen; plannen; ramen; schatten; taxeren; vererven; vermaken; verzinnen; zinnen
invent bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden afwisselen; herzien; in het leven roepen; maken; scheppen; uitvinden; veranderen; verwisselen; wijzigen
make up bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden bijleggen; bijspijkeren; goed gaan; goedmaken; grimeren; het goed maken; inhalen; make-up aanbrengen; meebetalen; opmaken; opsmukken; optutten; ruzie bijleggen; schikken; schminken; voorjokken; voorliegen

Wiktionary Übersetzungen für fantaseren:

fantaseren
verb
  1. (intransitive) to use one's imagination