Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. oprekken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für oprekken (Niederländisch) ins Englisch

oprekken:

oprekken [znw.] Nomen

  1. oprekken
    the stretching

oprekken Verb (rek op, rekt op, rekte op, rekten op, opgerekt)

  1. oprekken (rekken)
    to stretch
    • stretch Verb (stretchs, stretched, stretching)

Konjugationen für oprekken:

o.t.t.
  1. rek op
  2. rekt op
  3. rekt op
  4. rekken op
  5. rekken op
  6. rekken op
o.v.t.
  1. rekte op
  2. rekte op
  3. rekte op
  4. rekten op
  5. rekten op
  6. rekten op
v.t.t.
  1. heb opgerekt
  2. hebt opgerekt
  3. heeft opgerekt
  4. hebben opgerekt
  5. hebben opgerekt
  6. hebben opgerekt
v.v.t.
  1. had opgerekt
  2. had opgerekt
  3. had opgerekt
  4. hadden opgerekt
  5. hadden opgerekt
  6. hadden opgerekt
o.t.t.t.
  1. zal oprekken
  2. zult oprekken
  3. zal oprekken
  4. zullen oprekken
  5. zullen oprekken
  6. zullen oprekken
o.v.t.t.
  1. zou oprekken
  2. zou oprekken
  3. zou oprekken
  4. zouden oprekken
  5. zouden oprekken
  6. zouden oprekken
en verder
  1. is opgerekt
  2. zijn opgerekt
diversen
  1. rek op!
  2. rekt op!
  3. opgerekt
  4. oprekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für oprekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stretch afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; spreidbeweging; tournee; traject; weg; wegvak
stretching oprekken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stretch oprekken; rekken bespannen; opspannen; rekken; spannen; strak maken; strekken; uitrekken; uitstrekken

Wiktionary Übersetzungen für oprekken:


Cross Translation:
FromToVia
oprekken aggrandize; amplify; augment; enlarge; grow; increase; magnify; step up agrandirrendre plus grand.