Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. zuilvoet:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zuilvoet (Niederländisch) ins Englisch

zuilvoet:

zuilvoet [znw.] Nomen

  1. zuilvoet (sokkel; voetstuk)
    the socle; the stand; the tripod; the support; the pillar; the column

Übersetzung Matrix für zuilvoet:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
column sokkel; voetstuk; zuilvoet artikel; hoekpilaar; hoekzuil; kolom; kolom tekst op een pagina; paginagedeelte; pijler; pilaar; rubriek; stuk
pillar sokkel; voetstuk; zuilvoet kolom; kolom tekst op een pagina; paginagedeelte; pilaar; steunpaal; volksgroepering; zuil
socle sokkel; voetstuk; zuilvoet
stand sokkel; voetstuk; zuilvoet bewering; denkbeeld; driepoot; getuigenbank; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; inzicht; kraam; kraampje; lezing; mat; matje; mening; onderlegger; onderstel; onderzetter; oordeel; opinie; opvatting; placemat; poot; positie; staander; stalletje; stand; stand op jaarbeurs; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; tafelmatje; thema; visie; voet; zienswijze
support sokkel; voetstuk; zuilvoet aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet
tripod sokkel; voetstuk; zuilvoet driepoot; statief
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stand doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; staan; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
support aanmoedigen; activeren; behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bezielen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan