Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für examineren (Niederländisch) ins Spanisch

examineren:

Konjugationen für examineren:

o.t.t.
  1. examineer
  2. examineert
  3. examineert
  4. examineren
  5. examineren
  6. examineren
o.v.t.
  1. examineerde
  2. examineerde
  3. examineerde
  4. examineerden
  5. examineerden
  6. examineerden
v.t.t.
  1. heb geëxamineerd
  2. hebt geëxamineerd
  3. heeft geëxamineerd
  4. hebben geëxamineerd
  5. hebben geëxamineerd
  6. hebben geëxamineerd
v.v.t.
  1. had geëxamineerd
  2. had geëxamineerd
  3. had geëxamineerd
  4. hadden geëxamineerd
  5. hadden geëxamineerd
  6. hadden geëxamineerd
o.t.t.t.
  1. zal examineren
  2. zult examineren
  3. zal examineren
  4. zullen examineren
  5. zullen examineren
  6. zullen examineren
o.v.t.t.
  1. zou examineren
  2. zou examineren
  3. zou examineren
  4. zouden examineren
  5. zouden examineren
  6. zouden examineren
diversen
  1. examineer!
  2. examineert!
  3. geëxamineerd
  4. examinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für examineren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
chequear examineren; overhoren; testen; toetsen
comprobar examineren; overhoren; testen; toetsen aantonen; afwegen; bepalen; beproeven; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; diepte bepalen; doorvorsen; inschatten; kalibreren; keuren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; opmeten; peilen; schatten; staven; testen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
contestar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen antwoorden; beantwoorden; reageren; responderen
examinar controleren; examineren; inspecteren; keuren; overhoren; schouwen; testen; toetsen aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; doorvorsen; examen afnemen; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; speuren; testen; toeschouwen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
grabar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aantekenen; absorberen; branden; etsen; graveren; griffelen; griffen; groeven; ingraveren; inkerven; insnijden; met een stift inkrassen; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; verzet aantekenen
hacer una prueba escrita examineren; overhoren; testen; toetsen
inspeccionar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aankijken; bekijken; beproeven; bezichtigen; blikken; blikken werpen; fouilleren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; overzien; schouwen; testen; toeschouwen; visiteren
investigar examineren; overhoren; testen; toetsen aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; speuren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verkennen; vorsen
pasar revista a controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen bekijken; beproeven; bezichtigen; inspecteren; keuren; onderzoeken; testen
prosperar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen bloeien; floreren; goed lopen; hernieuwen; herstellen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; restaureren; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen
reconocer controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen afgeven; aftasten; beamen; beseffen; bevestigen; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inzien; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren; verkennen
revisar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen controleren; hervormen; herzien; reformeren; reviseren
rodar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen dolen; doorrollen; draaien; filmen; keren; kolken; omwenden; omzwerven; ronddraaien; ronddwalen; rondtollen; taxiën; tollen; waren; wenden; zwenken; zwerven
someter a prueba examineren; overhoren; testen; toetsen beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; testen; uitproberen
tomar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; dineren; doorslikken; eten; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; ketenen; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
examinar bladeren; browsen; zoeken

Wiktionary Übersetzungen für examineren:

examineren
verb
  1. aan een examen onderwerpen

Cross Translation:
FromToVia
examineren explorar; examinar examinerobserver avec attention, avec réflexion.

Computerübersetzung von Drittern: