Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. verbeuren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verbeuren (Niederländisch) ins Spanisch

verbeuren:

verbeuren Verb (verbeur, verbeurt, verbeurde, verbeurden, verbeurd)

  1. verbeuren

Konjugationen für verbeuren:

o.t.t.
  1. verbeur
  2. verbeurt
  3. verbeurt
  4. verbeuren
  5. verbeuren
  6. verbeuren
o.v.t.
  1. verbeurde
  2. verbeurde
  3. verbeurde
  4. verbeurden
  5. verbeurden
  6. verbeurden
v.t.t.
  1. heb verbeurd
  2. hebt verbeurd
  3. heeft verbeurd
  4. hebben verbeurd
  5. hebben verbeurd
  6. hebben verbeurd
v.v.t.
  1. had verbeurd
  2. had verbeurd
  3. had verbeurd
  4. hadden verbeurd
  5. hadden verbeurd
  6. hadden verbeurd
o.t.t.t.
  1. zal verbeuren
  2. zult verbeuren
  3. zal verbeuren
  4. zullen verbeuren
  5. zullen verbeuren
  6. zullen verbeuren
o.v.t.t.
  1. zou verbeuren
  2. zou verbeuren
  3. zou verbeuren
  4. zouden verbeuren
  5. zouden verbeuren
  6. zouden verbeuren
diversen
  1. verbeur!
  2. verbeurt!
  3. verbeurd
  4. verbeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verbeuren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
echar a perder verbeuren bederven; corrumperen; in de war sturen; nekken; ruïneren; verderven; verprutsen; verzieken; wegsmijten
jugarse verbeuren aangrijpen; aanwenden; benutten; een gok wagen; gebruiken; gokken; inzetten; toepassen; vergokken; vergooien; verspelen; verwedden; wedden
perder verbeuren erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken
perder en el juego verbeuren vergokken; vergooien; verspelen

Wiktionary Übersetzungen für verbeuren:


Cross Translation:
FromToVia
verbeuren rendir forfeit — to give up in defeat