Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bekronen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bekronen (Niederländisch) ins Spanisch

bekronen:

bekronen Verb (bekroon, bekroont, bekroonde, bekroonden, bekroond)

  1. bekronen

Konjugationen für bekronen:

o.t.t.
  1. bekroon
  2. bekroont
  3. bekroont
  4. bekronen
  5. bekronen
  6. bekronen
o.v.t.
  1. bekroonde
  2. bekroonde
  3. bekroonde
  4. bekroonden
  5. bekroonden
  6. bekroonden
v.t.t.
  1. heb bekroond
  2. hebt bekroond
  3. heeft bekroond
  4. hebben bekroond
  5. hebben bekroond
  6. hebben bekroond
v.v.t.
  1. had bekroond
  2. had bekroond
  3. had bekroond
  4. hadden bekroond
  5. hadden bekroond
  6. hadden bekroond
o.t.t.t.
  1. zal bekronen
  2. zult bekronen
  3. zal bekronen
  4. zullen bekronen
  5. zullen bekronen
  6. zullen bekronen
o.v.t.t.
  1. zou bekronen
  2. zou bekronen
  3. zou bekronen
  4. zouden bekronen
  5. zouden bekronen
  6. zouden bekronen
diversen
  1. bekroon!
  2. bekroont!
  3. bekroond
  4. bekronend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bekronen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
coronar bekronen
premiar bekronen afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; honoreren; kronen; salariëren

Wiktionary Übersetzungen für bekronen:

bekronen
verb
  1. belonen voor uitmuntendheid

Cross Translation:
FromToVia
bekronen coronar couronnerceindre d’une couronne.