Niederländisch

Detailübersetzungen für meegaand (Niederländisch) ins Spanisch

meegaand:

meegaand Adjektiv

  1. meegaand (inschikkelijk; soepel; gewillig; )
  2. meegaand (buigzaam; flexibel; soepel)
    flexible; dócil; doblegable; manejable; elástico
  3. meegaand (gedwee; onderworpen; volgzaam)
    dócil; sujeto a; sometido; subordinado; sumiso; indulgente; complaciente; dúctil

Übersetzung Matrix für meegaand:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
elástico elastiek
flexible elektriciteitsdraad; snoer; snoertje
subordinado onderdanige
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
complaciente gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; onderworpen; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam aangenaam; aardig; amicaal; attent; bedaard; behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gelijkmoedig; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; inschikkelijk; kalm; kalmpjes; kameraadschappelijk; mild; onbewogen; op een aardige manier; plezierig; rustig; sereen; tegemoetkomend; toeschietelijk; verplichtend; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; welwillend; willig; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
condescendiente gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
doblegable buigzaam; flexibel; meegaand; soepel
dócil buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; onderworpen; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam gelaten; kneedbaar; lijdzaam; tam; vormbaar
dúctil gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; onderworpen; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam buigbaar; flexibel; soepel; tam
elástico buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend buigbaar; elastisch; flexibel; kneedbaar; lenig; plooibaar; rekbaar; soepel; veerkrachtig; verend; vormbaar; vouwbaar
flexible buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend buigbaar; buigzaam; elastisch; flexibel; kneedbaar; lenig; plooibaar; rekbaar; soepel; veerkrachtig; verend; vormbaar; vouwbaar
indulgente gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; onderworpen; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam barmhartig; behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; clement; edelmoedig; gedienstig; geduldig; genaderijk; genereus; goedgeefs; goedhartig; gul; inschikkelijk; kalm afwachtend; lankmoedig; mak; mild; onbekrompen; op een aardige manier; royaal; ruimhartig; scheutig; vergevend; verplichtend; vriendelijk; vrijgevig; welwillend; zacht; zachtaardig
manejable buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend bruikbare; eenvoudig te bedienen; gemakkelijk te hanteren; handelbaar; handig; handzaam; hanteerbaar; kneedbaar; makkelijk in het gebruik; nuttig; plooibaar; vormbaar; vouwbaar; wendbaar
obediente gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend braaf; deugdzaam; dienstbaar; eerlijk; fideel; gedienstig; gehoorzaam; kneedbaar; lief; openhartig; oprecht; rondborstig; slaafs; tam; trouwhartig; volgzaam; voorbeeldig; vormbaar; zoet
obsequioso gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend behulpzaam; bereidwillig; dienstwillig; gedienstig; gehoorzaam; inschikkelijk; voorkomend
sometido gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam gedomineerd; onderworpen
subordinado gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam bijkomstig; gedomineerd; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; waardeloos
sujeto a gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam onderhevig
sumiso gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam bescheiden; bijkomstig; dienstbaar; dienstwillig; gedomineerd; geduldig; inferieur; kalm afwachtend; nederig; niet hoogmoedig; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; tam; willig

Verwandte Wörter für "meegaand":


meegaan:

meegaan Verb (ga mee, gaat mee, ging mee, gingen mee, meegegaan)

  1. meegaan (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; )

Konjugationen für meegaan:

o.t.t.
  1. ga mee
  2. gaat mee
  3. gaat mee
  4. gaan mee
  5. gaan mee
  6. gaan mee
o.v.t.
  1. ging mee
  2. ging mee
  3. ging mee
  4. gingen mee
  5. gingen mee
  6. gingen mee
v.t.t.
  1. ben meegegaan
  2. bent meegegaan
  3. is meegegaan
  4. zijn meegegaan
  5. zijn meegegaan
  6. zijn meegegaan
v.v.t.
  1. was meegegaan
  2. was meegegaan
  3. was meegegaan
  4. waren meegegaan
  5. waren meegegaan
  6. waren meegegaan
o.t.t.t.
  1. zal meegaan
  2. zult meegaan
  3. zal meegaan
  4. zullen meegaan
  5. zullen meegaan
  6. zullen meegaan
o.v.t.t.
  1. zou meegaan
  2. zou meegaan
  3. zou meegaan
  4. zouden meegaan
  5. zouden meegaan
  6. zouden meegaan
diversen
  1. ga mee!
  2. gaat mee!
  3. meegegaan
  4. meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für meegaan:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acompañar begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen aan mengsel toevoegen; afgeven; afleveren; begeleiden; bestellen; bezorgen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; brengen; eindje meerijden; erbij voegen; insluiten; langs brengen; leiden; meebrengen; meerijden; meevoeren; oprijden; overhandigen; rondleiden; thuisbezorgen; toevoegen; voeren; wegbrengen

Verwandte Definitionen für "meegaan":

  1. je met die andere(n) verplaatsen of voortbewegen1
    • de tolk gaat mee naar de dokter1