Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. dokken:
  2. dok:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dokken (Niederländisch) ins Französisch

dokken:

dokken [het ~] Nomen

  1. het dokken (betalen; voldoen)
    le paiement; le remboursement; le règlement; la contribution; l'acquittement

dokken Verb (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)

  1. dokken (betalen; afrekenen)
    payer; rémunérer; rétribuer
    • payer Verb (paye, payes, payons, payez, )
    • rémunérer Verb (rémunère, rémunères, rémunérons, rémunérez, )
    • rétribuer Verb (rétribue, rétribues, rétribuons, rétribuez, )
  2. dokken
    ancrer
    • ancrer Verb (ancre, ancres, ancrons, ancrez, )

Konjugationen für dokken:

o.t.t.
  1. dok
  2. dokt
  3. dokt
  4. dokken
  5. dokken
  6. dokken
o.v.t.
  1. dokte
  2. dokte
  3. dokte
  4. dokten
  5. dokten
  6. dokten
v.t.t.
  1. heb gedokt
  2. hebt gedokt
  3. heeft gedokt
  4. hebben gedokt
  5. hebben gedokt
  6. hebben gedokt
v.v.t.
  1. had gedokt
  2. had gedokt
  3. had gedokt
  4. hadden gedokt
  5. hadden gedokt
  6. hadden gedokt
o.t.t.t.
  1. zal dokken
  2. zult dokken
  3. zal dokken
  4. zullen dokken
  5. zullen dokken
  6. zullen dokken
o.v.t.t.
  1. zou dokken
  2. zou dokken
  3. zou dokken
  4. zouden dokken
  5. zouden dokken
  6. zouden dokken
en verder
  1. is gedokt
  2. zijn gedokt
diversen
  1. dok!
  2. dokt!
  3. gedokt
  4. dokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dokken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acquittement betalen; dokken; voldoen aanzuivering; afbetalen; afbetaling; afdoening; afhandeling; aflossen; afrekenen; afrekening; afwikkeling; compensatie; kwijting; tegemoetkoming; vereffenen; vereffening; verrekening; vrijspraak
contribution betalen; dokken; voldoen afdracht; belasting; bijdrage; contributie; lidmaatschapsgeld; overheidsbelasting
paiement betalen; dokken; voldoen afrekening; betaling; kwijting; uitbetaling; vereffening; verrekening
remboursement betalen; dokken; voldoen afbetalen; aflossen; aflossing; restitutie; stornoboeking; terugbetaling; terugboeking; teruggave; weergave
règlement betalen; dokken; voldoen aanwijzing; aanzuivering; afbetaling; afdoening; afhandelen; afhandeling; afrekening; afwikkeling; arrangement; betaling; dienstvoorschrift; discipline; dwang; gehoorzaamheid; handvest; onderwerping; orde; regeling; reglement; richtlijn; schaderegeling; statuut; tucht; vereffening; verordening; verrekening
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ancrer dokken verankeren
payer afrekenen; betalen; dokken aanzuiveren; afbetalen; afrekenen; bekostigen; belonen; betalen; bezoldigen; boeten; doorbetalen; genoegdoen; honoreren; lonen; nabetalen; rekening betalen; salariëren; uitbetalen; vereffenen; verrekenen; voldoen
rémunérer afrekenen; betalen; dokken belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; lonen; salariëren
rétribuer afrekenen; betalen; dokken belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren

Verwandte Wörter für "dokken":


Wiktionary Übersetzungen für dokken:

dokken
verb
  1. node betalen
  2. in dok brengen
dokken
verb
  1. (argot) payer (souvent une grosse somme), faire les frais de quelque chose.
  2. Donner de l’argent pour un bien ou un service

dokken form of dok:

dok [de ~] Nomen

  1. de dok
    le dock

Übersetzung Matrix für dok:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dock dok scheepswerf; silo; werf

Verwandte Wörter für "dok":


Wiktionary Übersetzungen für dok:

dok
noun
  1. marine|fr lieu aménagé permettant de mettre à sec des bateaux dans un port.

Cross Translation:
FromToVia
dok darse dock — body of water between two piers or wharves
dok dock DockSchiffbau: gemauertes Becken oder schwimmender Hohlkörper aus Stahl zur Trockenlegung von Schiffen, an denen Außenarbeiten erforderlich sind