Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. kurken:
  2. kurk:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kurken (Niederländisch) ins Französisch

kurken:

kurken Verb (kurk, kurkt, kurkte, kurkten, gekurkt)

  1. kurken
    boucher
    • boucher Verb (bouche, bouches, bouchons, bouchez, )

Konjugationen für kurken:

o.t.t.
  1. kurk
  2. kurkt
  3. kurkt
  4. kurken
  5. kurken
  6. kurken
o.v.t.
  1. kurkte
  2. kurkte
  3. kurkte
  4. kurkten
  5. kurkten
  6. kurkten
v.t.t.
  1. heb gekurkt
  2. hebt gekurkt
  3. heeft gekurkt
  4. hebben gekurkt
  5. hebben gekurkt
  6. hebben gekurkt
v.v.t.
  1. had gekurkt
  2. had gekurkt
  3. had gekurkt
  4. hadden gekurkt
  5. hadden gekurkt
  6. hadden gekurkt
o.t.t.t.
  1. zal kurken
  2. zult kurken
  3. zal kurken
  4. zullen kurken
  5. zullen kurken
  6. zullen kurken
o.v.t.t.
  1. zou kurken
  2. zou kurken
  3. zou kurken
  4. zouden kurken
  5. zouden kurken
  6. zouden kurken
diversen
  1. kurk!
  2. kurkt!
  3. gekurkt
  4. kurkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kurken Adjektiv

  1. kurken
    de liège; en liège

Übersetzung Matrix für kurken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
boucher slachter; slager; vleeshouwer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
boucher kurken afsluiten; breeuwen; dichten; dichtkurken; gaten dichten; gaten stoppen; naar einde toewerken; stoppen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
de liège kurken
en liège kurken

Verwandte Wörter für "kurken":


Wiktionary Übersetzungen für kurken:


Cross Translation:
FromToVia
kurken liège cork — bark of the cork oak

kurk:

kurk [de ~ (m)] Nomen

  1. de kurk
    le liège; le bouchon; l'écorce

kurk [de ~ (m)] Nomen

  1. de kurk
    le liège

Übersetzung Matrix für kurk:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bouchon kurk dobber; file; filevorming; kroonkurk; muurplug; opstopping; plug; stagnatie; stilstand; stop; verkeersopstopping; verkeersstremming; verstopping; zekering
liège kurk stop; zekering
écorce kurk bast; boomschors; korst; korstje; omhulling; peul; roof; schaal; schelp; schil; schors; stukje schors; vel; wondkorst

Verwandte Wörter für "kurk":


Wiktionary Übersetzungen für kurk:

kurk
noun
  1. een van kurk gemaakte soort afdichting voor flessen
  2. licht, poreus materiaal, afkomstig van de kurkeik
kurk
noun
  1. écorce épaisse et léger du chêne-liège qu’on utilise dans la fabrication de bouchons ou comme matériau isolant.

Cross Translation:
FromToVia
kurk liège cork — bark of the cork oak
kurk bouchon cork — bottle stopper
kurk bouchon de liège; bouchon Korkostmitteldeutsch, süddeutsch, österreichisch: Flaschenstöpsel aus Kork
kurk liège Kork — 2,5 bis 20 cm dicke Rinde der Korkeiche (quercus suber), aus lückenlos aneinander schließenden Zellen, die für Flüssigkeiten und Gase schwer durchlässig sind