Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- zuipen:
-
Wiktionary:
- zuipen → picoler
- zuipen → faire cul sec, lamper
Niederländisch
Detailübersetzungen für zuipen (Niederländisch) ins Französisch
zuipen:
-
zuipen (drinken; borrelen)
boire; chopiner; boire avec excès; se soûler; avaler-
boire Verb (bois, boit, buvons, buvez, boivent, buvais, buvait, buvions, buviez, buvaient, bus, but, bûmes, bûtes, burent, boirai, boiras, boira, boirons, boirez, boiront)
-
chopiner Verb
-
boire avec excès Verb
-
se soûler Verb
-
avaler Verb (avale, avales, avalons, avalez, avalent, avalais, avalait, avalions, avaliez, avalaient, avalai, avalas, avala, avalâmes, avalâtes, avalèrent, avalerai, avaleras, avalera, avalerons, avalerez, avaleront)
-
Konjugationen für zuipen:
o.t.t.
- zuip
- zuipt
- zuipt
- zuipen
- zuipen
- zuipen
o.v.t.
- zoop
- zoop
- zoop
- zopen
- zopen
- zopen
v.t.t.
- heb gezopen
- hebt gezopen
- heeft gezopen
- hebben gezopen
- hebben gezopen
- hebben gezopen
v.v.t.
- had gezopen
- had gezopen
- had gezopen
- hadden gezopen
- hadden gezopen
- hadden gezopen
o.t.t.t.
- zal zuipen
- zult zuipen
- zal zuipen
- zullen zuipen
- zullen zuipen
- zullen zuipen
o.v.t.t.
- zou zuipen
- zou zuipen
- zou zuipen
- zouden zuipen
- zouden zuipen
- zouden zuipen
diversen
- zuip!
- zuipt!
- gezopen
- zuipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het zuipen
Übersetzung Matrix für zuipen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
fait de se soûler | zuipen | |
soûlerie | zuipen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avaler | borrelen; drinken; zuipen | absorberen; doorslikken; inmaken; inpekelen; inslikken; inzouten; nuttigen; ophebben; opnemen; oppeuzelen; opvreten; opzouten; slikken; verbijten; verkroppen; verschalken; verslinden; verzwelgen; wegslikken; welgevallen |
boire | borrelen; drinken; zuipen | borrel pakken; borrelen; een borrel drinken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; neut nemen; opdrinken; uitdrinken; uitschenken; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen |
boire avec excès | borrelen; drinken; zuipen | |
chopiner | borrelen; drinken; zuipen | pimpelen |
se soûler | borrelen; drinken; zuipen | bedrinken |