Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
fourbe
|
|
gluiperds
|
malicieux
|
|
bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
|
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
-
|
gemeen; kwaadaardig; laag
|
|
Other | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
malicieux
|
boosaardig; slecht
|
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blême
|
boosaardig
|
blank; bleek; bleek van gelaatskleur; dof; doodsbleek; flauw; flets; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; kleurloos; lijkbleek; lijkwit; mat; mistroostig; morsig; niet helder; ongekleurd; ongelakt; pips; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; sneeuwwit; somber; spierwit; triest; troosteloos; vaal; verschoten; verveloos; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; wit
|
crasseux
|
boosaardig
|
bedoezeld; goor; groezelig; haveloos; met vuil bemorst; misselijk; morsig; naar; obsceen; onpasselijk; onverkwikkelijk; onwel; ranzig; schandalig; schuin; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; stuitend; verfoeilijk; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; zedeloos
|
fourbe
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
|
achterbaks; geniepig; gluiperig; in het geniep; snood; stiekem
|
félon
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
|
achterbaks; geniepig; gluiperig; in het geniep; snood; stiekem
|
gris
|
boosaardig
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; blank; bleek; dronken; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; teut; tipsy; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig; zat
|
grisâtre
|
boosaardig
|
asgrauw; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsachtig; grijzig; lijkbleek; lijkwit; mistroostig; morsig; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; somber; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig
|
ignoble
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
|
banaal; bedriegelijk; donker; dubieus; duister; eerloos; gefingeerd; gemeen; glibberig; grof; infaam; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; plat; platvloers; ploertig; schunnig; slecht; triviaal; vals; verdacht; vuig; vunzig
|
ignoblement
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
|
banaal; bedriegelijk; gefingeerd; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vals; vunzig
|
infâme
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
|
banaal; beledigend; eerloos; gemeen; godgeklaagd; grof; hemeltergend; infaam; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; onedel; plat; platvloers; schunnig; ten hemel schreiend; triviaal; vuig; vunzig; zeer ergerlijk
|
malicieusement
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
|
bengelachtig; duivelachtig; duivels; guitig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; kwajongensachtig; ondeugend; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig
|
malicieux
|
boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; malicieus; schurkachtig; vals; verraderlijk
|
arglistig; bengelachtig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ernaast; fout; foutief; geraffineerd; geslepen; guitig; hatelijk; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; kwajongensachtig; leep; link; listig; mis; ondeugend; onjuist; onwaar; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; serpentachtig; slinks; sluw; snaaks; spotachtig; stekelig; ten onrechte; verkeerd; vijandig
|
maligne
|
boosaardig
|
bijdehand; duivelachtig; duivels; geniaal; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kien; kwaadaardig; pienter; slim; spits; uitgekookt; vernuftig
|
obscur
|
boosaardig
|
complex; cryptisch; donker; dreigend; dubieus; duister; gecompliceerd; geestelijk verward; geheimzinnig; glibberig; huiveringwekkend; in de war; ingewikkeld; louche; luguber; mysterieus; obscuur; onbetrouwbaar; ondersteboven; onduidelijk; onguur; onheilspellend; onoverzichtelijk; onthutst; onverlicht; raadselachtig; sinister; verdacht; verward; wollig
|
sale
|
boosaardig
|
banaal; bevlekt; grof; haveloos; laag-bij-de-grond; lomp; met vuil bemorst; morsig; obsceen; ongewassen; plat; platvloers; ranzig; schuin; schunnig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; triviaal; vies; viezig; vlekkerig; vlekkig; voddig; vuil; vunzig; zedeloos
|
terne
|
boosaardig
|
afstompend; beslagen; bleek; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak; zwijgend
|