Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. aanspreekbaar:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanspreekbaar (Niederländisch) ins Französisch

aanspreekbaar:

aanspreekbaar Adjektiv

  1. aanspreekbaar (toegankelijk; toeschietelijk; benaderbaar; genaakbaar)
    accessible; avenant; abordable; approchable; ouvert; indulgent

Übersetzung Matrix für aanspreekbaar:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ouvert aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk aangebroken; begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; genaakbaar; geopend; niet dicht; onbebouwd; onbewimpeld; onomwonden; ontsloten; ontvankelijk; onverholen; open; opengelegd; opengemaakt; opengesteld; openhartig; openstaand; oprecht; rechtdoorzee; ronduit; toegankelijk; vatbaar; vrij; vrijelijk; vrijuit
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abordable aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; betaalbaar; genaakbaar; open; toegankelijk
accessible aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; genaakbaar; open; toegankelijk
approchable aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk begaanbaar; bereikbaar; toegankelijk
avenant aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk aangenaam; benaderbaar; bevallig; charmant; fijn; genaakbaar; genegenheid opwekkend; innemend; lekker; lief; minzaam; open; prettig; toegankelijk
indulgent aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk barmhartig; clement; gedwee; genaderijk; genadig; gewillig; inschikkelijk; lankmoedig; medelevend; meegaand; meelevend; meevoelend; op een aardige manier; ruimhartig; soepel; toegeeflijk; toegevend; tolerant; verdraagzaam; vergevend; vergevingsgezind; verzoenend; vriendelijk

Verwandte Wörter für "aanspreekbaar":

  • aanspreekbaarheid, aanspreekbare

Wiktionary Übersetzungen für aanspreekbaar:

aanspreekbaar