Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. samenlopen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für samenliep (Niederländisch) ins Französisch

samenlopen:

samenlopen Verb (loop samen, loopt samen, liep samen, liepen samen, samengelopen)

  1. samenlopen (samenvallen)
    concourir; concorder; interférer; synchroniser
    • concourir Verb (concours, concourt, concourons, concourez, )
    • concorder Verb (concorde, concordes, concordons, concordez, )
    • interférer Verb (interfère, interfères, interférons, interférez, )
    • synchroniser Verb (synchronise, synchronises, synchronisons, synchronisez, )

Konjugationen für samenlopen:

o.t.t.
  1. loop samen
  2. loopt samen
  3. loopt samen
  4. lopen samen
  5. lopen samen
  6. lopen samen
o.v.t.
  1. liep samen
  2. liep samen
  3. liep samen
  4. liepen samen
  5. liepen samen
  6. liepen samen
v.t.t.
  1. ben samengelopen
  2. bent samengelopen
  3. is samengelopen
  4. zijn samengelopen
  5. zijn samengelopen
  6. zijn samengelopen
v.v.t.
  1. was samengelopen
  2. was samengelopen
  3. was samengelopen
  4. waren samengelopen
  5. waren samengelopen
  6. waren samengelopen
o.t.t.t.
  1. zal samenlopen
  2. zult samenlopen
  3. zal samenlopen
  4. zullen samenlopen
  5. zullen samenlopen
  6. zullen samenlopen
o.v.t.t.
  1. zou samenlopen
  2. zou samenlopen
  3. zou samenlopen
  4. zouden samenlopen
  5. zouden samenlopen
  6. zouden samenlopen
diversen
  1. loop samen!
  2. loopt samen!
  3. samengelopen
  4. samenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

samenlopen [znw.] Nomen

  1. samenlopen
    la coïncidence

Übersetzung Matrix für samenlopen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
coïncidence samenlopen samenvallen; toeval; toevalligheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
concorder samenlopen; samenvallen congruent zijn; corresponderen; een fusie aangaan; evenaren; fuseren; kloppen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; samengaan; stroken; stroken met
concourir samenlopen; samenvallen
interférer samenlopen; samenvallen bemoeien; inmengen; mengen
synchroniser samenlopen; samenvallen afstellen; afstemmen; gelijkschakelen; gelijkzetten; synchroniseren

Verwandte Wörter für "samenlopen":


Computerübersetzung von Drittern: