Niederländisch
Detailed Synonyms for plomberen in Niederländisch
plomberen:
-
plomberen
Konjugationen für plomberen:
o.t.t.
- plombeer
- plombeert
- plombeert
- plomberen
- plomberen
- plomberen
o.v.t.
- plombeerde
- plombeerde
- plombeerde
- plombeerden
- plombeerden
- plombeerden
v.t.t.
- heb geplobeerd
- hebt geplobeerd
- heeft geplobeerd
- hebben geplobeerd
- hebben geplobeerd
- hebben geplobeerd
v.v.t.
- had geplobeerd
- had geplobeerd
- had geplobeerd
- hadden geplobeerd
- hadden geplobeerd
- hadden geplobeerd
o.t.t.t.
- zal plomberen
- zult plomberen
- zal plomberen
- zullen plomberen
- zullen plomberen
- zullen plomberen
o.v.t.t.
- zou plomberen
- zou plomberen
- zou plomberen
- zouden plomberen
- zouden plomberen
- zouden plomberen
en verder
- ben geplombeerd
- bent geplombeerd
- is geplombeerd
- zijn geplombeerd
- zijn geplombeerd
- zijn geplombeerd
diversen
- plombeer!
- plombeert!
- geplobeerd
- plomberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze