Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. rand:
  2. randen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for rand in Niederländisch

rand:

rand [de ~ (m)] Nomen

  1. de rand
    het kader; de rand; de omlijsting
    het raam
    – lijst van hout 1
    • raam [het ~] Nomen
      • zij spande het kleed op een raam1
    de lijst
    – rand 1
    • lijst [de ~] Nomen
      • om dit schilderij zit een mooie lijst1
  2. de rand
    de richel; de rand
  3. de rand
    de kant; de rand; de zijkant
  4. de rand
    de rand; de zoom
    • rand [de ~ (m)] Nomen
    • zoom [de ~ (m)] Nomen
  5. de rand
    het kader; de rand; omranding
    de lijst
    – rand 1
    • lijst [de ~] Nomen
      • om dit schilderij zit een mooie lijst1
  6. de rand
    de rand
    • rand [de ~ (m)] Nomen
  7. de rand
    – buitenste strook 1
    kant; de rand
    – buitenste strook 1
    • kant Adjektiv
      • kom niet te dicht bij de kant, anders val je in het water1
    • rand [de ~ (m)] Nomen
      • hij ging op de rand van het bed zitten1
  8. de rand
    – bovenste gedeelte van hol of diep iets 1
    de rand
    – bovenste gedeelte van hol of diep iets 1
    • rand [de ~ (m)] Nomen
      • het glas is tot de rand gevuld1

Verwandte Wörter für "rand":


Alternate Synonyms for "rand":


Verwandte Definitionen für "rand":

  1. buitenste strook1
    • hij ging op de rand van het bed zitten1
  2. bovenste gedeelte van hol of diep iets1
    • het glas is tot de rand gevuld1

rand form of randen:

randen [de ~] Nomen, Plural

  1. de randen
    de kanten; de randen; de richels

Verwandte Wörter für "randen":


Related Synonyms for rand