Niederländisch

Detailed Synonyms for uitgebreid in Niederländisch

uitgebreid:

uitgebreid Adjektiv

  1. uitgebreid
  2. uitgebreid
  3. uitgebreid
    uitgebreid; ampel; uitvoerig; omstandig; breedvoerig
  4. uitgebreid

Verwandte Wörter für "uitgebreid":

  • uitgebreidheid, uitgebreider, uitgebreidere, uitgebreidst, uitgebreidste

uitgebreid form of uitbreiden:

uitbreiden Verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)

  1. uitbreiden
    uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen
    • uitbreiden Verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
    • expanderen Verb
    • verruimen Verb (verruim, verruimt, verruimde, verruimden, verruimd)
    • vermeerderen Verb (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • verwijden Verb (verwijd, verwijdt, verwijdde, verwijdden, verwijd)
    • uitbouwen Verb (bouw uit, bouwt uit, bouwde uit, bouwden uit, uit gebouwd)
    • verbreiden Verb (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • uitdijen Verb (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
    • openen Verb (open, opent, opende, openden, geopend)
  2. uitbreiden
    vergroten; uitbreiden; vermeerderen; talrijker maken
    • vergroten Verb (vergroot, vergrootte, vergrootten, vergroot)
    • uitbreiden Verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
    • vermeerderen Verb (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
  3. uitbreiden
    uitbreiden
    • uitbreiden Verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
  4. uitbreiden
    – groter in omvang maken 1
    uitbreiden
    – groter in omvang maken 1
    • uitbreiden Verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
      • de rijke landen hebben hun macht verder uitgebreid1
  5. uitbreiden
    – groter in omvang worden 1
    uitbreiden
    – groter in omvang worden 1
    • uitbreiden Verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
      • de stad is de laatste jaren flink uitgebreid1

Konjugationen für uitbreiden:

o.t.t.
  1. breid uit
  2. breidt uit
  3. breidt uit
  4. breiden uit
  5. breiden uit
  6. breiden uit
o.v.t.
  1. breidde uit
  2. breidde uit
  3. breidde uit
  4. breidden uit
  5. breidden uit
  6. breidden uit
v.t.t.
  1. ben uitgebreid
  2. bent uitgebreid
  3. is uitgebreid
  4. zijn uitgebreid
  5. zijn uitgebreid
  6. zijn uitgebreid
v.v.t.
  1. was uitgebreid
  2. was uitgebreid
  3. was uitgebreid
  4. waren uitgebreid
  5. waren uitgebreid
  6. waren uitgebreid
o.t.t.t.
  1. zal uitbreiden
  2. zult uitbreiden
  3. zal uitbreiden
  4. zullen uitbreiden
  5. zullen uitbreiden
  6. zullen uitbreiden
o.v.t.t.
  1. zou uitbreiden
  2. zou uitbreiden
  3. zou uitbreiden
  4. zouden uitbreiden
  5. zouden uitbreiden
  6. zouden uitbreiden
diversen
  1. breid uit!
  2. breidt uit!
  3. uitgebreid
  4. uitbreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Antonyme für "uitbreiden":


Verwandte Definitionen für "uitbreiden":

  1. groter in omvang maken1
    • de rijke landen hebben hun macht verder uitgebreid1
  2. groter in omvang worden1
    • de stad is de laatste jaren flink uitgebreid1

Related Synonyms for uitgebreid