Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. loochenen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für loochenen (Niederländisch) ins Schwedisch

loochenen:

loochenen Verb (loochen, loochent, loochende, loochenden, geloochend)

  1. loochenen (ontkennen)
    förneka
    • förneka Verb (förnekar, förnekade, förnekat)
  2. loochenen (verloochenen; verzaken; logenstraffen)
    inte vilja kännas vid; förneka; bestrida; frånsäga sig ansvaret för; desavuera

Konjugationen für loochenen:

o.t.t.
  1. loochen
  2. loochent
  3. loochent
  4. loochenen
  5. loochenen
  6. loochenen
o.v.t.
  1. loochende
  2. loochende
  3. loochende
  4. loochenden
  5. loochenden
  6. loochenden
v.t.t.
  1. heb geloochend
  2. hebt geloochend
  3. heeft geloochend
  4. hebben geloochend
  5. hebben geloochend
  6. hebben geloochend
v.v.t.
  1. had geloochend
  2. had geloochend
  3. had geloochend
  4. hadden geloochend
  5. hadden geloochend
  6. hadden geloochend
o.t.t.t.
  1. zal loochenen
  2. zult loochenen
  3. zal loochenen
  4. zullen loochenen
  5. zullen loochenen
  6. zullen loochenen
o.v.t.t.
  1. zou loochenen
  2. zou loochenen
  3. zou loochenen
  4. zouden loochenen
  5. zouden loochenen
  6. zouden loochenen
en verder
  1. ben geloochend
  2. bent geloochend
  3. is geloochend
  4. zijn geloochend
  5. zijn geloochend
  6. zijn geloochend
diversen
  1. loochen!
  2. loochent!
  3. geloochend
  4. loochenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für loochenen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bestrida logenstraffen; loochenen; verloochenen; verzaken aanvechten; bekampen; bestrijden; betwisten; bevechten
desavuera logenstraffen; loochenen; verloochenen; verzaken
frånsäga sig ansvaret för logenstraffen; loochenen; verloochenen; verzaken
förneka logenstraffen; loochenen; ontkennen; verloochenen; verzaken afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzweren; onteigenen; verwerpen
inte vilja kännas vid logenstraffen; loochenen; verloochenen; verzaken
- ontkennen