Niederländisch
Detailübersetzungen für tekenen (Niederländisch) ins Schwedisch
tekenen:
-
tekenen (portretteren; afbeelden; schilderen)
-
tekenen (uittekenen)
-
tekenen (ondertekenen; signeren)
-
tekenen (karakteriseren; kenmerken; typeren; kenschetsen)
Konjugationen für tekenen:
o.t.t.
- teken
- tekent
- tekent
- tekenen
- tekenen
- tekenen
o.v.t.
- tekende
- tekende
- tekende
- tekenden
- tekenden
- tekenden
v.t.t.
- heb getekend
- hebt getekend
- heeft getekend
- hebben getekend
- hebben getekend
- hebben getekend
v.v.t.
- had getekend
- had getekend
- had getekend
- hadden getekend
- hadden getekend
- hadden getekend
o.t.t.t.
- zal tekenen
- zult tekenen
- zal tekenen
- zullen tekenen
- zullen tekenen
- zullen tekenen
o.v.t.t.
- zou tekenen
- zou tekenen
- zou tekenen
- zouden tekenen
- zouden tekenen
- zouden tekenen
en verder
- ben getekend
- bent getekend
- is getekend
- zijn getekend
- zijn getekend
- zijn getekend
diversen
- teken!
- tekent!
- getekend
- tekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für tekenen:
Verwandte Wörter für "tekenen":
Synonyms for "tekenen":
Verwandte Definitionen für "tekenen":
Wiktionary Übersetzungen für tekenen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tekenen | → teckna; rita | ↔ draw — to produce a picture |
• tekenen | → linjera | ↔ line — to mark with a line |
• tekenen | → teckna; rita | ↔ zeichnen — (transitiv) eine bildliche Darstellung mittels Stift, Kohle, Kreide und Ähnlichem oder mittels stiftbasierter Eingabegeräte (Touchpens), virtuellem Stift beziehungsweise Mausklick vornehmlich in Linien und Strichen von etwas oder jemandem (künstlerisch) anfertigen, welche sich letztlich |
• tekenen | → teckna; underteckna | ↔ zeichnen — (transitiv) unterzeichnen |
• tekenen | → rita; teckna | ↔ dessiner — Reeprésenter par un dessin |
• tekenen | → uppvisa; utpeka; kora | ↔ désigner — Traduction à trier |
• tekenen | → märka; stämpla | ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général). |
• tekenen | → skriva; teckna; underskriva; underteckna | ↔ signer — À trier |
teken:
-
het teken (indicatie; symptoom; aanwijzing)
-
het teken (blijk; bewijs)
-
het teken (sein; wenk)
-
het teken (signaal)
-
het teken (onderscheidingsteken)
Übersetzung Matrix für teken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bevis | bewijs; blijk; teken | beweringsgrond; bewijs; bewijsmateriaal; bewijsmiddel; bewijsstuk |
emblem | onderscheidingsteken; teken | |
indikation | aanwijzing; indicatie; symptoom; teken | aanduiding; aanwijzing; spoor |
signal | sein; signaal; teken; wenk | gebaar; geste |
symptom | aanwijzing; indicatie; symptoom; teken | symptoom; ziektesymptoom |
tecken | aanwijzing; indicatie; sein; symptoom; teken; wenk | aanduiding; aantekening; aanwijzing; gebaar; geschreven letter; geste; notitie; ordeteken |
Verwandte Wörter für "teken":
Synonyms for "teken":
Verwandte Definitionen für "teken":
Wiktionary Übersetzungen für teken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• teken | → märke | ↔ mark — indication for reference or measurement |
• teken | → tecken | ↔ sign — visible indication |
• teken | → tecken | ↔ sign — meaningful gesture |
• teken | → tecken | ↔ sign — positive or negative polarity |
• teken | → tecken | ↔ sign — linguistic unit in sign language |
• teken | → tecken; järtecken; omen | ↔ sign — omen |
• teken | → tecken; bevis; kännetecken | ↔ token — something serving as an expression of something else |
• teken | → bevis; gärd; prov | ↔ preuve — Traductions à trier suivant le sens |
• teken | → tecken; bevis; gärd; prov; attest | ↔ témoignage — action de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit. |