Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. knokken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für knokken (Niederländisch) ins Schwedisch

knokken:

knokken Verb (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)

  1. knokken (vechten; bakkeleien; duelleren; kampen; matten)
    slåss; gräla; gruffas
    • slåss Verb (slåss igen, slogs igen, slagits)
    • gräla Verb (grälar, grälade, grälat)
    • gruffas Verb (gruffas, gruffades, gruffats)
  2. knokken (matten; strijden; vechten)
    strida; kämpa
    • strida Verb (strider, stred, stridit)
    • kämpa Verb (kämpar, kämpade, kämpat)

Konjugationen für knokken:

o.t.t.
  1. knok
  2. knokt
  3. knokt
  4. knokken
  5. knokken
  6. knokken
o.v.t.
  1. knokte
  2. knokte
  3. knokte
  4. knokten
  5. knokten
  6. knokten
v.t.t.
  1. heb geknokt
  2. hebt geknokt
  3. heeft geknokt
  4. hebben geknokt
  5. hebben geknokt
  6. hebben geknokt
v.v.t.
  1. had geknokt
  2. had geknokt
  3. had geknokt
  4. hadden geknokt
  5. hadden geknokt
  6. hadden geknokt
o.t.t.t.
  1. zal knokken
  2. zult knokken
  3. zal knokken
  4. zullen knokken
  5. zullen knokken
  6. zullen knokken
o.v.t.t.
  1. zou knokken
  2. zou knokken
  3. zou knokken
  4. zouden knokken
  5. zouden knokken
  6. zouden knokken
en verder
  1. is geknokt
diversen
  1. knok!
  2. knokt!
  3. geknokt
  4. knokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für knokken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
strida geschil; kwestie; ruzie; twist
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gruffas bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
gräla bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten bakkeleien; bekvechten; hakketakken; in onmin geraken; kiften; kijven; krakelen; ruzie hebben; ruzie maken; ruzieën; ruziën; twisten; uitbrander geven
kämpa knokken; matten; strijden; vechten de strijd aanbinden; met iemand worstelen; strijden tegen; touwtrekken; vechten tegen; worstelen
slåss bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten een strijd houden; frezen; kleine gevechten leveren; schermutselen
strida knokken; matten; strijden; vechten aanvechten; bestrijden; betwisten

Wiktionary Übersetzungen für knokken:

knokken
verb
  1. vechten