Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. praatje:
  2. praat:


Niederländisch

Detailübersetzungen für praatje (Niederländisch) ins Schwedisch

praatje:

praatje [de ~ (m)] Nomen

  1. de praatje (gepraat; stof tot gepraat; klap)
    prat
  2. de praatje (babbeltje; kout; gekeuvel)
    prat; pratande; småprat
  3. de praatje (causerie; babbeltje; gebabbel)
    pratstund; samspråk; kallprat; småprat

Übersetzung Matrix für praatje:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kallprat babbeltje; causerie; gebabbel; praatje
prat babbeltje; gekeuvel; gepraat; klap; kout; praatje; stof tot gepraat achterklap; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; klap; klets; kletspraat; praat; praatjes; quatsch; roddel; roddelpraat; roddels
pratande babbeltje; gekeuvel; kout; praatje
pratstund babbeltje; causerie; gebabbel; praatje gesprek; mondeling onderhoud
samspråk babbeltje; causerie; gebabbel; praatje gesprek; onderhoud; samenspraak
småprat babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; kout; praatje

Verwandte Wörter für "praatje":


Verwandte Definitionen für "praatje":

  1. kort gesprek over gewone dingen1
    • mijn collega kwam een praatje maken1

praatje form of praat: