Schwedisch
Detailübersetzungen für håglös (Schwedisch) ins Niederländisch
håglös: (*Wort und Satz getrennt)
- håg: neiging; hang; gezindheid; inclinatie; geneigdheid
- lås: tong; schoot; schuif; grendel; verschuifbare sluiting; vergrendelen; knipbeugel; sluiswerk
- hög: hoog; hooggelegen; hard; luid; luid klinkend; hoop; stapel; opeenstapeling; opstapeling; heipaal; stapeling; terp; rijzig; schelf; hoog geplaatst
- lös: los; mobiel; roerend; beweegbaar; verplaatsbaar; verzetbaar; niet vast