Niederländisch

Detailübersetzungen für bepleisterd (Niederländisch) ins Deutsch

bepleisterd:

bepleisterd Adjektiv

  1. bepleisterd

Übersetzung Matrix für bepleisterd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verkladdert bepleisterd
verschmutzt bepleisterd vervuild

bepleisteren:

bepleisteren Verb (bepleister, bepleistert, bepleisterde, bepleisterden, bepleisterd)

  1. bepleisteren (van pleister voorzien; pleisteren)
    verputzen; kalken
    • verputzen Verb (verputze, verputzt, verputzte, verputztet, verputzt)
    • kalken Verb (kalke, kalkst, kalkt, kalkte, kalktet, gekalkt)

Konjugationen für bepleisteren:

o.t.t.
  1. bepleister
  2. bepleistert
  3. bepleistert
  4. bepleisteren
  5. bepleisteren
  6. bepleisteren
o.v.t.
  1. bepleisterde
  2. bepleisterde
  3. bepleisterde
  4. bepleisterden
  5. bepleisterden
  6. bepleisterden
v.t.t.
  1. heb bepleisterd
  2. hebt bepleisterd
  3. heeft bepleisterd
  4. hebben bepleisterd
  5. hebben bepleisterd
  6. hebben bepleisterd
v.v.t.
  1. had bepleisterd
  2. had bepleisterd
  3. had bepleisterd
  4. hadden bepleisterd
  5. hadden bepleisterd
  6. hadden bepleisterd
o.t.t.t.
  1. zal bepleisteren
  2. zult bepleisteren
  3. zal bepleisteren
  4. zullen bepleisteren
  5. zullen bepleisteren
  6. zullen bepleisteren
o.v.t.t.
  1. zou bepleisteren
  2. zou bepleisteren
  3. zou bepleisteren
  4. zouden bepleisteren
  5. zouden bepleisteren
  6. zouden bepleisteren
diversen
  1. bepleister!
  2. bepleistert!
  3. bepleisterd
  4. bepleisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bepleisteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kalken bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien kalken; kladden; sausen; stukadoren; witten
verputzen bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien stukadoren