Niederländisch
Detailübersetzungen für flikkeren (Niederländisch) ins Deutsch
flikkeren:
Konjugationen für flikkeren:
o.t.t.
- flikker
- flikkert
- flikkert
- flikkeren
- flikkeren
- flikkeren
o.v.t.
- flikkerde
- flikkerde
- flikkerde
- flikkerden
- flikkerden
- flikkerden
v.t.t.
- heb geflikkerd
- hebt geflikkerd
- heeft geflikkerd
- hebben geflikkerd
- hebben geflikkerd
- hebben geflikkerd
v.v.t.
- had geflikkerd
- had geflikkerd
- had geflikkerd
- hadden geflikkerd
- hadden geflikkerd
- hadden geflikkerd
o.t.t.t.
- zal flikkeren
- zult flikkeren
- zal flikkeren
- zullen flikkeren
- zullen flikkeren
- zullen flikkeren
o.v.t.t.
- zou flikkeren
- zou flikkeren
- zou flikkeren
- zouden flikkeren
- zouden flikkeren
- zouden flikkeren
diversen
- flikker!
- flikkert!
- geflikkerd
- flikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
flikkeren
Übersetzung Matrix für flikkeren:
Verwandte Wörter für "flikkeren":
Wiktionary Übersetzungen für flikkeren:
flikker:
Übersetzung Matrix für flikker:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Homo | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
Homophile | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
Homosexuelle | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
Schwule | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
Tunte | flikker; homo; mietje; nicht; poot | boerentrien |