Niederländisch

Detailübersetzungen für getoucheerd (Niederländisch) ins Deutsch

getoucheerd:

getoucheerd Adjektiv

  1. getoucheerd (geraakt)

Übersetzung Matrix für getoucheerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
angeschlagen geraakt; getoucheerd aan flarden; aangeslagen; beschadigd; gebarsten; gehavend; geschonden; gewond; kapot; stuk
verletzt geraakt; getoucheerd aangeschoten; gegriefd; gekwetst; getroffen; gewond

toucheren:

toucheren Verb (toucheer, toucheert, toucheerde, toucheerden, getoucheerd)

  1. toucheren
    touchieren
    • touchieren Verb (touchiere, touchierst, touchiert, touchierte, touchiertet, touchiert)

Konjugationen für toucheren:

o.t.t.
  1. toucheer
  2. toucheert
  3. toucheert
  4. toucheren
  5. toucheren
  6. toucheren
o.v.t.
  1. toucheerde
  2. toucheerde
  3. toucheerde
  4. toucheerden
  5. toucheerden
  6. toucheerden
v.t.t.
  1. heb getoucheerd
  2. hebt getoucheerd
  3. heeft getoucheerd
  4. hebben getoucheerd
  5. hebben getoucheerd
  6. hebben getoucheerd
v.v.t.
  1. had getoucheerd
  2. had getoucheerd
  3. had getoucheerd
  4. hadden getoucheerd
  5. hadden getoucheerd
  6. hadden getoucheerd
o.t.t.t.
  1. zal toucheren
  2. zult toucheren
  3. zal toucheren
  4. zullen toucheren
  5. zullen toucheren
  6. zullen toucheren
o.v.t.t.
  1. zou toucheren
  2. zou toucheren
  3. zou toucheren
  4. zouden toucheren
  5. zouden toucheren
  6. zouden toucheren
en verder
  1. ben getoucheerd
  2. bent getoucheerd
  3. is getoucheerd
  4. zijn getoucheerd
  5. zijn getoucheerd
  6. zijn getoucheerd
diversen
  1. toucheer!
  2. toucheert!
  3. getoucheerd
  4. toucherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für toucheren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
touchieren toucheren