Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. jazeker:


Niederländisch

Detailübersetzungen für jazeker (Niederländisch) ins Deutsch

jazeker:

jazeker Adjektiv

  1. jazeker (jawel; inderdaad)
  2. jazeker (zeker; waarlijk)
    sicher; gewiss

Übersetzung Matrix für jazeker:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allerdings inderdaad; jawel; jazeker al; alreeds; daadwerkelijk; desalniettemin; desondanks; doch; echt; echter; evengoed; evenwel; heus; maar; metterdaad; niettegenstaande; niettemin; nochtans; reeds; toch; voorwaar; weliswaar; werkelijk
das stimmt inderdaad; jawel; jazeker echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; weliswaar; werkelijk
gewiss jazeker; waarlijk; zeker
in der Tat inderdaad; jawel; jazeker echt; heus; voorwaar; weliswaar; werkelijk
sicher jazeker; waarlijk; zeker absoluut; accuraat; assertief; bepaald; beslist; besluitvaardig; duidelijk; echt; een zekere; feitelijk; ferm; fiks; flagrant; flink; gedecideerd; geheid; gewis; heel zeker; herkenbaar; heus; kordaat; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onfeilbaar; ongetwijfeld; onmiskenbaar; onwankelbaar; onwrikbaar; op heterdaad; overduidelijk; pal; precies; resoluut; reëel; ronduit; secuur; standvastig; stellig; stevig; stipt; vast; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vasthoudend; veilig; volhardend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zelfverzekerd; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zorgvuldig
wahrhaftig inderdaad; jawel; jazeker daadwerkelijk; echt; effectief; ernstig; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; serieus; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; weliswaar; werkelijk; werkelijk menend