Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. kruit:
  2. kruien:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kruit (Niederländisch) ins Deutsch

kruit:

kruit [het ~] Nomen

  1. het kruit (poeder)
    der Pulver; Kraut

Übersetzung Matrix für kruit:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Kraut kruit; poeder tabak
Pulver kruit; poeder

Wiktionary Übersetzungen für kruit:


Cross Translation:
FromToVia
kruit Schießpulver poudre à canonmélange explosif composé de salpêtre, de soufre et de charbon de bois.

kruien:

kruien Verb (krui, kruit, kruide, kruiden, gekruid)

  1. kruien (karren)
    karren; fahren; schieben
    • karren Verb (karre, karrst, karrt, karrte, karrtet, gekarrt)
    • fahren Verb (fahre, fährst, fährt, fuhr, fuhrt, gefahren)
    • schieben Verb (schiebe, schiebst, schiebt, schob, schobt, geschoben)

Konjugationen für kruien:

o.t.t.
  1. krui
  2. kruit
  3. kruit
  4. kruien
  5. kruien
  6. kruien
o.v.t.
  1. kruide
  2. kruide
  3. kruide
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruien
  2. zult kruien
  3. zal kruien
  4. zullen kruien
  5. zullen kruien
  6. zullen kruien
o.v.t.t.
  1. zou kruien
  2. zou kruien
  3. zou kruien
  4. zouden kruien
  5. zouden kruien
  6. zouden kruien
diversen
  1. krui!
  2. kruit!
  3. gekruid
  4. kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kruien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fahren karren; kruien aan het stuur zitten; karren; rijden; sturen; zenden
karren karren; kruien
schieben karren; kruien aanduwen; dringen; duwen; een por geven; een prestatie leveren; functioneren; knorren; knorrend geluid maken; porren; presteren; schuiven; stoten; voortschuiven; zwart verhandelen