Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. manoeuvreren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für manoeuvreren (Niederländisch) ins Deutsch

manoeuvreren:

manoeuvreren Verb (manoeuvreer, manoeuvreert, manoeuvreerde, manoeuvreerden, gemanoeuvreerd)

  1. manoeuvreren (marcheren)
    manövrieren; bewegen
    • manövrieren Verb (manövriere, manövrierst, manövriert, manövrierte, manövriertet, manövriert)
    • bewegen Verb (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)

Konjugationen für manoeuvreren:

o.t.t.
  1. manoeuvreer
  2. manoeuvreert
  3. manoeuvreert
  4. manoeuvreren
  5. manoeuvreren
  6. manoeuvreren
o.v.t.
  1. manoeuvreerde
  2. manoeuvreerde
  3. manoeuvreerde
  4. manoeuvreerden
  5. manoeuvreerden
  6. manoeuvreerden
v.t.t.
  1. heb gemanoeuvreerd
  2. hebt gemanoeuvreerd
  3. heeft gemanoeuvreerd
  4. hebben gemanoeuvreerd
  5. hebben gemanoeuvreerd
  6. hebben gemanoeuvreerd
v.v.t.
  1. had gemanoeuvreerd
  2. had gemanoeuvreerd
  3. had gemanoeuvreerd
  4. hadden gemanoeuvreerd
  5. hadden gemanoeuvreerd
  6. hadden gemanoeuvreerd
o.t.t.t.
  1. zal manoeuvreren
  2. zult manoeuvreren
  3. zal manoeuvreren
  4. zullen manoeuvreren
  5. zullen manoeuvreren
  6. zullen manoeuvreren
o.v.t.t.
  1. zou manoeuvreren
  2. zou manoeuvreren
  3. zou manoeuvreren
  4. zouden manoeuvreren
  5. zouden manoeuvreren
  6. zouden manoeuvreren
en verder
  1. ben gemanoeuvreerd
  2. bent gemanoeuvreerd
  3. is gemanoeuvreerd
  4. zijn gemanoeuvreerd
  5. zijn gemanoeuvreerd
  6. zijn gemanoeuvreerd
diversen
  1. manoeuvreer!
  2. manoeuvreert!
  3. gemanoeuvreerd
  4. manoeuvrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für manoeuvreren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bewegen manoeuvreren; marcheren aangaan; agiteren; beroeren; betreffen; bewegen; iemand raken; iemand treffen; in beroering brengen; in beweging brengen; mixen; omroeren; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; treffen; verschuiven; zich bewegen; zich verplaatsen
manövrieren manoeuvreren; marcheren

Wiktionary Übersetzungen für manoeuvreren:


Cross Translation:
FromToVia
manoeuvreren manövrieren maneuver — to move (something) carefully, and often with difficulty, into a certain position
manoeuvreren manövrieren manœuvrer — Faire fonctionner avec la main.