Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. omboorden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omboorden (Niederländisch) ins Deutsch

omboorden:

omboorden Verb (omboord, omboordt, omboordde, omboordden, omboord)

  1. omboorden
    falbeln; besetzen
    • falbeln Verb
    • besetzen Verb (besetze, besetzt, besetzte, besetztet, besetzt)

Konjugationen für omboorden:

o.t.t.
  1. omboord
  2. omboordt
  3. omboordt
  4. omboorden
  5. omboorden
  6. omboorden
o.v.t.
  1. omboordde
  2. omboordde
  3. omboordde
  4. omboordden
  5. omboordden
  6. omboordden
v.t.t.
  1. heb omboord
  2. hebt omboord
  3. heeft omboord
  4. hebben omboord
  5. hebben omboord
  6. hebben omboord
v.v.t.
  1. had omboord
  2. had omboord
  3. had omboord
  4. hadden omboord
  5. hadden omboord
  6. hadden omboord
o.t.t.t.
  1. zal omboorden
  2. zult omboorden
  3. zal omboorden
  4. zullen omboorden
  5. zullen omboorden
  6. zullen omboorden
o.v.t.t.
  1. zou omboorden
  2. zou omboorden
  3. zou omboorden
  4. zouden omboorden
  5. zouden omboorden
  6. zouden omboorden
en verder
  1. is omboord
  2. zijn omboord
diversen
  1. omboord!
  2. omboordt!
  3. omboord
  4. omboordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omboorden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
besetzen omboorden bezetten; ontoegankelijk maken
falbeln omboorden