Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. proosten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für proosten (Niederländisch) ins Deutsch

proosten:

proosten Verb (proost, proostte, proostten, geproost)

  1. proosten
    anstoßen
    • anstoßen Verb (stoße an, stößt an, stieß an, stießt an, angestoßen)

Konjugationen für proosten:

o.t.t.
  1. proost
  2. proost
  3. proost
  4. proosten
  5. proosten
  6. proosten
o.v.t.
  1. proostte
  2. proostte
  3. proostte
  4. proostten
  5. proostten
  6. proostten
v.t.t.
  1. heb geproost
  2. hebt geproost
  3. heeft geproost
  4. hebben geproost
  5. hebben geproost
  6. hebben geproost
v.v.t.
  1. had geproost
  2. had geproost
  3. had geproost
  4. hadden geproost
  5. hadden geproost
  6. hadden geproost
o.t.t.t.
  1. zal proosten
  2. zult proosten
  3. zal proosten
  4. zullen proosten
  5. zullen proosten
  6. zullen proosten
o.v.t.t.
  1. zou proosten
  2. zou proosten
  3. zou proosten
  4. zouden proosten
  5. zouden proosten
  6. zouden proosten
diversen
  1. proost!
  2. proost!
  3. geproost
  4. proostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

proosten [het ~] Nomen

  1. het proosten (aanstoten)

Übersetzung Matrix für proosten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Anstössen aanstoten; proosten
prosten mit Getränke aanstoten; proosten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anstoßen proosten aankloppen; aanstoten; aantikken; aftrappen; een por geven; kloppen; porren; stoten; tikken