Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. rondzwerven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für rondzwerven (Niederländisch) ins Deutsch

rondzwerven:

rondzwerven Verb (zwerf rond, zwerft rond, zwierf rond, zwierven rond, rondgezworven)

  1. rondzwerven (zwerven; aan de zwerf zijn)
    herumstreunen; umherschweifen; streunen; herumstreifen
    • herumstreunen Verb (streune herum, streunst herum, streunt herum, streunte herum, streuntet herum, herumgestreunt)
    • umherschweifen Verb (schweife umher, schweifst umher, schweift umher, schweifte umher, schweiftet umher, umhergeschweift)
    • streunen Verb (streune, streunst, streunt, streunte, streuntet, gestreunt)
    • herumstreifen Verb (streife herum, streifst herum, streift herum, streifte herum, streiftet herum, herumgestreift)
  2. rondzwerven (ronddolen)
    schweifen; umherschweifen; streunen; herumstreunen; herumstreifen
    • schweifen Verb (schweife, schweifst, schweift, schweifte, schweiftet, geschweift)
    • umherschweifen Verb (schweife umher, schweifst umher, schweift umher, schweifte umher, schweiftet umher, umhergeschweift)
    • streunen Verb (streune, streunst, streunt, streunte, streuntet, gestreunt)
    • herumstreunen Verb (streune herum, streunst herum, streunt herum, streunte herum, streuntet herum, herumgestreunt)
    • herumstreifen Verb (streife herum, streifst herum, streift herum, streifte herum, streiftet herum, herumgestreift)

Konjugationen für rondzwerven:

o.t.t.
  1. zwerf rond
  2. zwerft rond
  3. zwerft rond
  4. zwerven rond
  5. zwerven rond
  6. zwerven rond
o.v.t.
  1. zwierf rond
  2. zwierf rond
  3. zwierf rond
  4. zwierven rond
  5. zwierven rond
  6. zwierven rond
v.t.t.
  1. heb rondgezworven
  2. hebt rondgezworven
  3. heeft rondgezworven
  4. hebben rondgezworven
  5. hebben rondgezworven
  6. hebben rondgezworven
v.v.t.
  1. had rondgezworven
  2. had rondgezworven
  3. had rondgezworven
  4. hadden rondgezworven
  5. hadden rondgezworven
  6. hadden rondgezworven
o.t.t.t.
  1. zal rondzwerven
  2. zult rondzwerven
  3. zal rondzwerven
  4. zullen rondzwerven
  5. zullen rondzwerven
  6. zullen rondzwerven
o.v.t.t.
  1. zou rondzwerven
  2. zou rondzwerven
  3. zou rondzwerven
  4. zouden rondzwerven
  5. zouden rondzwerven
  6. zouden rondzwerven
diversen
  1. zwerf rond!
  2. zwerft rond!
  3. rondgezworven
  4. rondzwervend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für rondzwerven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
herumstreifen aan de zwerf zijn; ronddolen; rondzwerven; zwerven om zich heen kijken; ronddarren; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
herumstreunen aan de zwerf zijn; ronddolen; rondzwerven; zwerven om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
schweifen ronddolen; rondzwerven om zich heen kijken; omzwerven; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen; zwaaien met; zwerven
streunen aan de zwerf zijn; ronddolen; rondzwerven; zwerven flaneren; om zich heen kijken; omzwerven; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen; zwerven
umherschweifen aan de zwerf zijn; ronddolen; rondzwerven; zwerven om zich heen kijken; omzwerven; ronddarren; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen; zwerven