Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für sommeren (Niederländisch) ins Deutsch

sommeren:

sommeren Verb (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)

  1. sommeren (ontbieden; oproepen)
    aufrufen; auffordern; vorladen; herbeirufen; einberufen; vor Gericht laden; fordern; erinnern; laden; rufen; tagen; mahnen; herausfordern; dämmern
    • aufrufen Verb (rufe auf, rufst auf, ruft auf, rief auf, rieft auf, aufgerufen)
    • auffordern Verb (fordere auf, forderst auf, fordert auf, forderte auf, fordertet auf, aufgefordert)
    • vorladen Verb (lade vor, lädst, lädt, lud vor, ludet vor, vorgeladen)
    • herbeirufen Verb (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)
    • einberufen Verb (berufe ein, berufst ein, beruft ein, berufte ein, beruftet ein, einberuft)
    • fordern Verb (fordre, forderst, fordert, forderte, fordertet, gefordert)
    • erinnern Verb (erinnere, erinnerst, erinnert, erinnerte, erinnertet, erinnert)
    • laden Verb (lade, lädst, lädt, ladete, ladetet, geladen)
    • rufen Verb (rufe, rufst, ruft, rief, rieft, gerufen)
    • tagen Verb (tage, tagst, tagt, tagte, tagtet, getagt)
    • mahnen Verb (mahne, mahnst, mahnt, mahnte, mahntet, gemahnt)
    • herausfordern Verb (fordre heraus, forderst heraus, fordert heraus, forderte heraus, fordertet heraus, herausgefordert)
    • dämmern Verb (dämmere, dämmerst, dämmert, dämmerte, dämmertet, gedämmert)
  2. sommeren (aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen)
    mahnen; auffordern; ermahnen; anmahnen; fordern
    • mahnen Verb (mahne, mahnst, mahnt, mahnte, mahntet, gemahnt)
    • auffordern Verb (fordere auf, forderst auf, fordert auf, forderte auf, fordertet auf, aufgefordert)
    • ermahnen Verb (ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
    • anmahnen Verb
    • fordern Verb (fordre, forderst, fordert, forderte, fordertet, gefordert)

Konjugationen für sommeren:

o.t.t.
  1. sommeer
  2. sommeert
  3. sommeert
  4. sommeren
  5. sommeren
  6. sommeren
o.v.t.
  1. sommeerde
  2. sommeerde
  3. sommeerde
  4. sommeerden
  5. sommeerden
  6. sommeerden
v.t.t.
  1. heb gesommeerd
  2. hebt gesommeerd
  3. heeft gesommeerd
  4. hebben gesommeerd
  5. hebben gesommeerd
  6. hebben gesommeerd
v.v.t.
  1. had gesommeerd
  2. had gesommeerd
  3. had gesommeerd
  4. hadden gesommeerd
  5. hadden gesommeerd
  6. hadden gesommeerd
o.t.t.t.
  1. zal sommeren
  2. zult sommeren
  3. zal sommeren
  4. zullen sommeren
  5. zullen sommeren
  6. zullen sommeren
o.v.t.t.
  1. zou sommeren
  2. zou sommeren
  3. zou sommeren
  4. zouden sommeren
  5. zouden sommeren
  6. zouden sommeren
en verder
  1. ben gesommeerd
  2. bent gesommeerd
  3. is gesommeerd
  4. zijn gesommeerd
  5. zijn gesommeerd
  6. zijn gesommeerd
diversen
  1. sommeer!
  2. sommeert!
  3. gesommeerd
  4. sommerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sommeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anmahnen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren
auffordern aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
aufrufen ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; bijeenroepen; convoceren; dagen; laten komen; ontbieden; oppiepen; oproepen; samenroepen; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
dämmern ontbieden; oproepen; sommeren aanbreken van de dag; avond worden; dagen; gloren; licht worden; lichten; schemeren; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
einberufen ontbieden; oproepen; sommeren bijeenroepen; convoceren; dagen; laten komen; ontbieden; oproepen; rekruteren; samenroepen; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
erinnern ontbieden; oproepen; sommeren herinneren; in herinnering brengen; memoreren; memoriseren; onthouden
ermahnen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doen denken aan; gispen; herinneren; iemand aansporen; laken; manen; nadragen; niet vergeten; onthouden; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen
fordern aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren aanspraak maken op; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwireren; rekwisiteren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
herausfordern ontbieden; oproepen; sommeren aanleiding geven tot; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken
herbeirufen ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; bijhalen; dagen; erbij halen; erbij roepen; inroepen; inviteren; laten komen; ontbieden; oproepen; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
laden ontbieden; oproepen; sommeren beladen; bevrachten; geweer laden; inladen; laden; opladen elektriciteit; opnieuw laden
mahnen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren doen denken aan; herinneren; iemand aansporen; manen; niet vergeten; onthouden
rufen ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; erbij halen; erbij roepen; laten komen; ontbieden; oproepen; roepen; tevoorschijn roepen; toeroepen
tagen ontbieden; oproepen; sommeren aanbreken van de dag; beraadslagen; bijeen komen; confereren; dagen; een conferentie houden; in bespreking zijn; in vergadering bijeenzijn; licht worden; lichten; overleggen; overwegen; samenkomen; vergaderen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
vor Gericht laden ontbieden; oproepen; sommeren dagen; dagvaarden; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
vorladen ontbieden; oproepen; sommeren dagen; dagvaarden; laten komen; ontbieden; oproepen; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einberufen ingeroepen

Wiktionary Übersetzungen für sommeren:

sommeren
verb
  1. met authoriteit een bevel geven

Cross Translation:
FromToVia
sommeren Addition addition — arithmetic: process of adding
sommeren Verfügung injunction — the act of enjoining
sommeren befehlen; anordnen commander — Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).

Computerübersetzung von Drittern: