Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. toespelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für toespelen (Niederländisch) ins Deutsch

toespelen:

toespelen Verb (speel toe, speelt toe, speelde toe, speelden toe, toegespeeld)

  1. toespelen (zinspelen)
    anspielen; zuspielen
    • anspielen Verb (spiele an, spielst an, spielt an, spielte an, spieltet an, angespielt)
    • zuspielen Verb (spiele zu, spielst zu, spielt zu, spielte zu, spieltet zu, zugespielt)

Konjugationen für toespelen:

o.t.t.
  1. speel toe
  2. speelt toe
  3. speelt toe
  4. spelen toe
  5. spelen toe
  6. spelen toe
o.v.t.
  1. speelde toe
  2. speelde toe
  3. speelde toe
  4. speelden toe
  5. speelden toe
  6. speelden toe
v.t.t.
  1. heb toegespeeld
  2. hebt toegespeeld
  3. heeft toegespeeld
  4. hebben toegespeeld
  5. hebben toegespeeld
  6. hebben toegespeeld
v.v.t.
  1. had toegespeeld
  2. had toegespeeld
  3. had toegespeeld
  4. hadden toegespeeld
  5. hadden toegespeeld
  6. hadden toegespeeld
o.t.t.t.
  1. zal toespelen
  2. zult toespelen
  3. zal toespelen
  4. zullen toespelen
  5. zullen toespelen
  6. zullen toespelen
o.v.t.t.
  1. zou toespelen
  2. zou toespelen
  3. zou toespelen
  4. zouden toespelen
  5. zouden toespelen
  6. zouden toespelen
en verder
  1. ben toegespeeld
  2. bent toegespeeld
  3. is toegespeeld
  4. zijn toegespeeld
  5. zijn toegespeeld
  6. zijn toegespeeld
diversen
  1. speel toe!
  2. speelt toe!
  3. toegespeeld
  4. toespelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für toespelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anspielen toespelen; zinspelen
zuspielen toespelen; zinspelen

Wiktionary Übersetzungen für toespelen: