Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verdiepen:
-
Wiktionary:
- verdiepen → vertiefen, sich vertiefen (in)
- verdiepen → fesseln
Niederländisch
Detailübersetzungen für verdiepen (Niederländisch) ins Deutsch
verdiepen:
-
verdiepen
Konjugationen für verdiepen:
o.t.t.
- verdiep
- verdiept
- verdiept
- verdiepen
- verdiepen
- verdiepen
o.v.t.
- verdiepte
- verdiepte
- verdiepte
- verdiepten
- verdiepten
- verdiepten
v.t.t.
- heb verdiept
- hebt verdiept
- heeft verdiept
- hebben verdiept
- hebben verdiept
- hebben verdiept
v.v.t.
- had verdiept
- had verdiept
- had verdiept
- hadden verdiept
- hadden verdiept
- hadden verdiept
o.t.t.t.
- zal verdiepen
- zult verdiepen
- zal verdiepen
- zullen verdiepen
- zullen verdiepen
- zullen verdiepen
o.v.t.t.
- zou verdiepen
- zou verdiepen
- zou verdiepen
- zouden verdiepen
- zouden verdiepen
- zouden verdiepen
diversen
- verdiep!
- verdiept!
- verdiept
- verdiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verdiepen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aushöhlen | verdiepen | iets afbreken; slopen; uitdiepen; uitgraven; uithollen |
vertiefen | verdiepen |