Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. aangebrand:
  2. aanbranden:
  3. Wiktionary:
    • aanbranden → burn


Niederländisch

Detailübersetzungen für aangebrand (Niederländisch) ins Englisch

aangebrand:

aangebrand Adjektiv

  1. aangebrand (lichtgeraakt; humeurig; gevoelig; korzelig)
    huffy; grumpy; touchy; cross-grained; thin-skinned; grim; stern; sullen; gruff; surly
  2. aangebrand (geïrriteerd; prikkelbaar; pissig; geprikkeld; geërgerd)
    bad-tempered; pissed off; irritated; piqued; nettled; sore

Übersetzung Matrix für aangebrand:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cross-grained dwarsdrijver; dwarskop; dwarsligger
sore etterende wond; etterende wonde; zeer; zweer; zweren
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bad-tempered aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gemelijk; knorrig; nurks; stuurs; wrevelig
cross-grained aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
grim aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt grimmig; gruwelijk; verbeten
gruff aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt chagrijnig; gemelijk; knorrig; korzelig; nors; nurks; stuurs; wrevelig
grumpy aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt bokkig; brommerig; brommmerig; chagrijnig; dwars; gemelijk; humeurig; knorrig; koppig; korzelig; mopperig; nors; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd; stijfhoofdig; stuurs; weerbarstig; weerspannig; wrevelig
huffy aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt gevoelig; sensitief
sore aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gepikeerd; ontstemd; ontstoken; pijnlijk
stern aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt bokkig; dwars; gestreng; koppig; niet toegevend; onbuigzaam; onverzettelijk; star; stijfhoofdig; stijfkoppig; strak; streng; stug; taai; verstard; weerbarstig; weerspannig
sullen aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt bokkig; chagrijnig; dwars; gemelijk; grimmig; knorrig; koppig; korzelig; nors; nurks; stijfhoofdig; stuurs; verbeten; weerbarstig; weerspannig; wrevelig
surly aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt bokkig; chagrijnig; dwars; gemelijk; knorrig; koppig; korzelig; nors; nurks; stijfhoofdig; stuurs; weerbarstig; weerspannig; wrevelig
thin-skinned aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt gevoelig; kwalijknemend; sensitief
touchy aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt delicaat; gevoelig; hachelijk; kregel; kritiek; kwalijknemend; lastig; netelig; penibel; precair; prikkelbaar; sensitief
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
irritated aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar geirriteerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; stuurs
nettled aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gepikeerd; ontstemd
piqued aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gepikeerd; ontstemd
pissed off aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar erg boos; spinnijdig

Verwandte Wörter für "aangebrand":

  • aangebrande

aanbranden:

aanbranden Verb (brand aan, brandt aan, brandde aan, brandden aan, aangebrand)

  1. aanbranden
    to burn
    • burn Verb (burns, burnt, burning)

Konjugationen für aanbranden:

o.t.t.
  1. brand aan
  2. brandt aan
  3. brandt aan
  4. branden aan
  5. branden aan
  6. branden aan
o.v.t.
  1. brandde aan
  2. brandde aan
  3. brandde aan
  4. brandden aan
  5. brandden aan
  6. brandden aan
v.t.t.
  1. ben aangebrand
  2. bent aangebrand
  3. is aangebrand
  4. zijn aangebrand
  5. zijn aangebrand
  6. zijn aangebrand
v.v.t.
  1. was aangebrand
  2. was aangebrand
  3. was aangebrand
  4. waren aangebrand
  5. waren aangebrand
  6. waren aangebrand
o.t.t.t.
  1. zal aanbranden
  2. zult aanbranden
  3. zal aanbranden
  4. zullen aanbranden
  5. zullen aanbranden
  6. zullen aanbranden
o.v.t.t.
  1. zou aanbranden
  2. zou aanbranden
  3. zou aanbranden
  4. zouden aanbranden
  5. zouden aanbranden
  6. zouden aanbranden
diversen
  1. brand aan!
  2. brandt aan!
  3. aangebrand
  4. aanbrandende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanbranden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
burn brandplek; brandwond; verbranding
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
burn aanbranden aanbakken; afbranden; blakeren; branden; brandmerken; inbranden; leegbranden; markeren; platbranden; uitbranden; van stigma's voorzien; verschroeien; verzengen; zengen

Verwandte Definitionen für "aanbranden":

  1. het gaat aan de bodem van de pan vastzitten en het wordt zwart1
    • het eten mag niet aanbranden!1

Wiktionary Übersetzungen für aanbranden:

aanbranden
verb
  1. overheat
  2. become overheated