Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. offensief:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für offensief (Niederländisch) ins Englisch

offensief:

offensief Adjektiv

  1. offensief (agressief; aanvallend)

offensief [het ~] Nomen

  1. het offensief (bestorming; aanval; run; )
    the attack; the assault; the run; the rush; the raid; the storming; the scaling

Übersetzung Matrix für offensief:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
assault aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop aanranden; aanvallen; attaqueren; overval; roofoverval
attack aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop aanvallen; attaqueren
raid aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop inval; invasie; klopjacht; overval; razzia; rooftocht; strooptocht
run aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; runs; stormlopen
rush aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; runs; spoed; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
scaling aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
storming aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
assault aanranden; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; geweld gebruiken; mishandelen; molesteren; overvallen; pijnigen; vrouw aanranden
attack aantasten; aanvallen; aanvreten; attaqueren; bederven; belegeren; beschadigen; bestormen; inbijten; invreten; overvallen
raid aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; leegplunderen; overvallen; plunderen; roven; uitplunderen
run administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
rush draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
storming hard waaien; stormen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aggressive aanvallend; agressief; offensief
offensive aanvallend; agressief; offensief aanstootgevend; aanstotelijk; achterbaks; agressief; boers; geniepig; gewelddadig; gluiperig; grievend; hufterig; in het geniep; krenkend; kwetsend; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; ongemanierd; onhoffelijk; snood; stiekem; stotend
rush rieten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
storming stormend

Verwandte Wörter für "offensief":


Wiktionary Übersetzungen für offensief:

offensief
noun
  1. een aanvallende actie
offensief
noun
  1. an attack
adjective
  1. team sports: having to do with play directed at scoring

Cross Translation:
FromToVia
offensief offensive Offensive — durch Angriff gekennzeichnetes Vorgehen
offensief offensive offensivfremdsprachlich: angriffslustig, den Angriff vorziehend/liebend
offensief access; attack; hit; admission; admittance; accession; entrance; entry; assault; strike; fit; approach; coming accès — Action, endroit, ou facilité plus ou moins grande d’accéder dans un lieu, physique ou virtuel.
offensief assault; storming; charge; access; attack; aggression; strike; offensive; fit assautattaque pour emporter de vif force une ville, une place de guerre, une position, etc.
offensief attack; assault; strike; aggression; offensive; fit attaque — propre|nocat=1 Action d'attaquer