Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. geslingerd:
  2. slingeren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geslingerd (Niederländisch) ins Spanisch

geslingerd:

geslingerd Adjektiv

  1. geslingerd (gekronkeld; slingerend)
    torcido; serpenteado

Übersetzung Matrix für geslingerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
serpenteado gekronkeld; geslingerd; slingerend
torcido gekronkeld; geslingerd; slingerend dwars; gebogen; gedraaid; gekromd; hellend; krom; scheef; schuin; schuin aflopend; steil; verbogen; verdraaid; verwrongen

geslingerd form of slingeren:

slingeren Verb (slinger, slingert, slingerde, slingerden, geslingerd)

  1. slingeren (heen en weer zwaaien; schommelen; wiebelen; wiegen)
  2. slingeren (zwaaien; heen en weer zwaaien; zwenken)
  3. slingeren (gooien)
  4. slingeren (bengelen)
  5. slingeren (rondslingeren)

Konjugationen für slingeren:

o.t.t.
  1. slinger
  2. slingert
  3. slingert
  4. slingeren
  5. slingeren
  6. slingeren
o.v.t.
  1. slingerde
  2. slingerde
  3. slingerde
  4. slingerden
  5. slingerden
  6. slingerden
v.t.t.
  1. heb geslingerd
  2. hebt geslingerd
  3. heeft geslingerd
  4. hebben geslingerd
  5. hebben geslingerd
  6. hebben geslingerd
v.v.t.
  1. had geslingerd
  2. had geslingerd
  3. had geslingerd
  4. hadden geslingerd
  5. hadden geslingerd
  6. hadden geslingerd
o.t.t.t.
  1. zal slingeren
  2. zult slingeren
  3. zal slingeren
  4. zullen slingeren
  5. zullen slingeren
  6. zullen slingeren
o.v.t.t.
  1. zou slingeren
  2. zou slingeren
  3. zou slingeren
  4. zouden slingeren
  5. zouden slingeren
  6. zouden slingeren
en verder
  1. ben geslingerd
  2. bent geslingerd
  3. is geslingerd
  4. zijn geslingerd
  5. zijn geslingerd
  6. zijn geslingerd
diversen
  1. slinger!
  2. slingert!
  3. geslingerd
  4. slingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für slingeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
balancear bengelen; slingeren balanceren; bungelen; fluctueren; in evenwicht brengen; uitbalanceren; variëren; wankelen
balancearse bengelen; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken deinen; fluctueren; golven; slippen; uitglijden; variëren; wankelen; wiegelen
dejar tirado gooien; slingeren
estar tirado gooien; slingeren dolen; reizen; ronddwalen; rondreizen; trekken; waren; zwerven
hacer eses heen en weer zwaaien; rondslingeren; slingeren; zwaaien; zwenken deinen; golven; omwisselen; wiegelen; wisselen
oscilar heen en weer zwaaien; rondslingeren; slingeren; zwaaien; zwenken deinen; flakkeren; flikkeren; golven; laaien; oscilleren; slippen; uitglijden; vlammen; wiegelen
serpentear rondslingeren; slingeren deinen; fluctueren; golven; herhaald krommen; in kringetjes ronddraaien; kringelen; kronkelen; omwisselen; twisten; variëren; wiegelen; wisselen
tambalear heen en weer zwaaien; slingeren; zwaaien; zwenken fluctueren; variëren; waggelen; wankelen
tambalearse rondslingeren; slingeren deinen; fluctueren; golven; smijten; variëren; waggelen; wankelen; wiegelen; zwieren

Verwandte Wörter für "slingeren":


Wiktionary Übersetzungen für slingeren:

slingeren
verb
  1. (ergatief)

Cross Translation:
FromToVia
slingeren curvar; serpentear mäandernGeographie: (bezogen auf Flüsse, Bäche) einen gewundenen Verlauf wie der Mäander aufweisen, sich in Mäanderform bewegen
slingeren tirar; lanzar; arrojar sling — to throw
slingeren perturbar; sacudir agiter — Traductions à trier suivant le sens
slingeren blandir; tremolar brandiragiter dans sa main une arme, comme si on se préparer à frapper.
slingeren oscilar osciller — Se mouvoir alternativement en deux sens contraires.
slingeren zigzaguear zigzaguer — Ne pas aller droit ; faire des zigzags.