Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. omsingelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omsingelen (Niederländisch) ins Spanisch

omsingelen:

omsingelen Verb (omsingel, omsingelt, omsingelde, omsingelden, omsingeld)

  1. omsingelen (omsluiten; insluiten)
  2. omsingelen (omcirkelen; omsluiten)
    rodear; cercar

Konjugationen für omsingelen:

o.t.t.
  1. omsingel
  2. omsingelt
  3. omsingelt
  4. omsingelen
  5. omsingelen
  6. omsingelen
o.v.t.
  1. omsingelde
  2. omsingelde
  3. omsingelde
  4. omsingelden
  5. omsingelden
  6. omsingelden
v.t.t.
  1. ben omsingeld
  2. bent omsingeld
  3. is omsingeld
  4. zijn omsingeld
  5. zijn omsingeld
  6. zijn omsingeld
v.v.t.
  1. was omsingeld
  2. was omsingeld
  3. was omsingeld
  4. waren omsingeld
  5. waren omsingeld
  6. waren omsingeld
o.t.t.t.
  1. zal omsingelen
  2. zult omsingelen
  3. zal omsingelen
  4. zullen omsingelen
  5. zullen omsingelen
  6. zullen omsingelen
o.v.t.t.
  1. zou omsingelen
  2. zou omsingelen
  3. zou omsingelen
  4. zouden omsingelen
  5. zouden omsingelen
  6. zouden omsingelen
en verder
  1. heb omsingeld
  2. hebt omsingeld
  3. heeft omsingeld
  4. hebben omsingeld
  5. hebben omsingeld
  6. hebben omsingeld
diversen
  1. omsingel!
  2. omsingelt!
  3. omsingeld
  4. omsingelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omsingelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acorralar insluiten; omsingelen; omsluiten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; omlijnen; omvatten; toevoegen
cercar insluiten; omcirkelen; omsingelen; omsluiten afbakenen; afdekken; afpalen; afschermen; afschutten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; neppen; omleggen; omlijnen; omranden
ceñir insluiten; omsingelen; omsluiten afklemmen; afknijpen; met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; omvatten; overspannen
encerrar insluiten; omsingelen; omsluiten aanhouden; afdekken; afschermen; afschutten; arresteren; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dicht maken; gevangennemen; in elkaar grijpen; in hechtenis nemen; indammen; ineengrijpen; ineensluiten; inkapselen; inperken; inrekenen; insluiten; limiteren; omgeven; omringen; omvatten; opbergen; oppakken; opsluiten; toevoegen; vastzetten; vatten; wegbergen; wegsluiten
incluir insluiten; omsingelen; omsluiten beperken; bijdoen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; meeberekenen; meerekenen; meetellen; met handen omvatten; omspannen; omvatten; optellen; toevoegen
rodear insluiten; omcirkelen; omsingelen; omsluiten eromheen staan; langs een omweg lopen; omgeven; omleggen; omlopen; omringen; zich omdraaien
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
incluir bundelen

Wiktionary Übersetzungen für omsingelen:

omsingelen
verb
  1. aan alle kanten omsluiten

Cross Translation:
FromToVia
omsingelen rodear encircle — surround
omsingelen circundar; envolver; cercar surround — to encircle something or simultaneously extend in all directions