Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. potverteren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für potverteren (Niederländisch) ins Spanisch

potverteren:

potverteren Verb (potverteer, potverteert, potverteerde, potverteerden, potverteerd)

  1. potverteren (opmaken)

Konjugationen für potverteren:

o.t.t.
  1. potverteer
  2. potverteert
  3. potverteert
  4. potverteren
  5. potverteren
  6. potverteren
o.v.t.
  1. potverteerde
  2. potverteerde
  3. potverteerde
  4. potverteerden
  5. potverteerden
  6. potverteerden
v.t.t.
  1. heb potverteerd
  2. hebt potverteerd
  3. heeft potverteerd
  4. hebben potverteerd
  5. hebben potverteerd
  6. hebben potverteerd
v.v.t.
  1. had potverteerd
  2. had potverteerd
  3. had potverteerd
  4. hadden potverteerd
  5. hadden potverteerd
  6. hadden potverteerd
o.t.t.t.
  1. zal potverteren
  2. zult potverteren
  3. zal potverteren
  4. zullen potverteren
  5. zullen potverteren
  6. zullen potverteren
o.v.t.t.
  1. zou potverteren
  2. zou potverteren
  3. zou potverteren
  4. zouden potverteren
  5. zouden potverteren
  6. zouden potverteren
diversen
  1. potverteer!
  2. potverteert!
  3. potverteerd
  4. potverterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für potverteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
despilfarrar opmaken; potverteren doorjagen; opmaken; verboemelen; verbrassen; verbruiken; verkopen; verkwanselen; verkwisten; versjacheren; verspillen; wegsmijten
gastarse todo el dinero opmaken; potverteren verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; versjacheren; verspillen