Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. spartelend:
  2. spartelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für spartelend (Niederländisch) ins Spanisch

spartelend:

spartelend Adjektiv

  1. spartelend

Übersetzung Matrix für spartelend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agitándose spartelend

spartelen:

spartelen Verb (spartel, spartelt, spartelde, spartelden, gesparteld)

  1. spartelen

Konjugationen für spartelen:

o.t.t.
  1. spartel
  2. spartelt
  3. spartelt
  4. spartelen
  5. spartelen
  6. spartelen
o.v.t.
  1. spartelde
  2. spartelde
  3. spartelde
  4. spartelden
  5. spartelden
  6. spartelden
v.t.t.
  1. heb gesparteld
  2. hebt gesparteld
  3. heeft gesparteld
  4. hebben gesparteld
  5. hebben gesparteld
  6. hebben gesparteld
v.v.t.
  1. had gesparteld
  2. had gesparteld
  3. had gesparteld
  4. hadden gesparteld
  5. hadden gesparteld
  6. hadden gesparteld
o.t.t.t.
  1. zal spartelen
  2. zult spartelen
  3. zal spartelen
  4. zullen spartelen
  5. zullen spartelen
  6. zullen spartelen
o.v.t.t.
  1. zou spartelen
  2. zou spartelen
  3. zou spartelen
  4. zouden spartelen
  5. zouden spartelen
  6. zouden spartelen
en verder
  1. ben gesparteld
  2. bent gesparteld
  3. is gesparteld
  4. zijn gesparteld
  5. zijn gesparteld
  6. zijn gesparteld
diversen
  1. spartel!
  2. spartelt!
  3. gesparteld
  4. spartelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für spartelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
patalear spartelen fijnstampen; stampen; stampvoeten; trappelen

Computerübersetzung von Drittern: