Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. spichtig:


Niederländisch

Detailübersetzungen für spichtig (Niederländisch) ins Spanisch

spichtig:

spichtig Adjektiv

  1. spichtig (mager; tenger; sprieterig)
    flaco; delgaducho
  2. spichtig (mager; lang en dun)
    delgaducho; flaco; magro; puntiagudo; desgreñado

Übersetzung Matrix für spichtig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
delgaducho lang en dun; mager; spichtig; sprieterig; tenger berooid; broodmager; dun; fijn; fijngebouwd; geen vet op de botten hebbende; gierig; iel; inhalig; karig; krenterig; mager; pover; rank; schraal; schraperig; schriel; slank; tenger; uitgemergeld; uitgeteerd; vrekkig
desgreñado lang en dun; mager; spichtig lang en dun; piekerig; spinachtig; sprietig
flaco lang en dun; mager; spichtig; sprieterig; tenger berooid; broodmager; dor; droog; dun; fijn; fijngebouwd; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; lang en dun; mager; piekerig; pover; rank; schraal; schriel; slank; spinachtig; sprietig; tenger; uitgemergeld; uitgeteerd
magro lang en dun; mager; spichtig armzalig; berooid; broodmager; dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; lang en dun; luttel; mager; piekerig; pover; rank; schamel; schraal; schriel; slank; spinachtig; sprietig; tenger; uitgemergeld; uitgeteerd; weinig
puntiagudo lang en dun; mager; spichtig bijdehand; broodmager; gevat; kien; lang en dun; piekerig; pienter; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spinachtig; spits; spitsig; spitsvormig; sprietig; toegespitst; uitgekookt; uitgemergeld; uitgeslapen; uitgeteerd; vlijmend; vlijmscherp

Verwandte Wörter für "spichtig":

  • spichtigheid, spichtige