Niederländisch

Detailübersetzungen für verschuiven (Niederländisch) ins Spanisch

verschuiven:

Konjugationen für verschuiven:

o.t.t.
  1. verschuif
  2. verschuift
  3. verschuift
  4. verschuiven
  5. verschuiven
  6. verschuiven
o.v.t.
  1. verschoof
  2. verschoof
  3. verschoof
  4. verschoven
  5. verschoven
  6. verschoven
v.t.t.
  1. heb verschoven
  2. hebt verschoven
  3. heeft verschoven
  4. hebben verschoven
  5. hebben verschoven
  6. hebben verschoven
v.v.t.
  1. had verschoven
  2. had verschoven
  3. had verschoven
  4. hadden verschoven
  5. hadden verschoven
  6. hadden verschoven
o.t.t.t.
  1. zal verschuiven
  2. zult verschuiven
  3. zal verschuiven
  4. zullen verschuiven
  5. zullen verschuiven
  6. zullen verschuiven
o.v.t.t.
  1. zou verschuiven
  2. zou verschuiven
  3. zou verschuiven
  4. zouden verschuiven
  5. zouden verschuiven
  6. zouden verschuiven
diversen
  1. verschuif!
  2. verschuift!
  3. verschoven
  4. verschuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verschuiven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aplazar opschorten; opschuiven; rekken; schuivend verplaatsen; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven aarzelen; dubben; talmen; uitstellen; weifelen
aplazarse schuivend verplaatsen; verschuiven; voor zich uitschuiven aanrukken
cambiar de lugar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; verleggen
cambiar de sitio disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten converteren; iets verplaatsen; omzetten; verleggen; verwisselen
cambiar la fecha disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
dejar en suspenso opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
dejar para más tarde opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven rekken; temporiseren; vertragen
demorar opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven aarzelen; dralen; drentelen; druilen; dubben; hannesen; ophouden; rekken; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; vertragen; weifelen; zaniken; zeiken; zeuren
desplazar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten demonteren; een spier verrekken; iets verplaatsen; ontmantelen; onttakelen; schuiven; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verleggen; verplaatsen; verrijden; voortbewegen
diferir opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven afwijken; afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verdagen; verschillen; wisselen
ganar tiempo opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven ophouden; rekken; temporiseren; vertragen
mover disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten beroeren; bewegen; deponeren; duwen; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stappen; stationeren; treffen; verleggen; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen
posponer opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
postergar opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven achterstellen; benadelen; discrimineren; duperen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
postergarse opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
retrasar opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; rekken; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; vertragen; zaniken; zeiken; zeuren
retrasarse opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
tardar opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
transferir disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; delegeren; geld overmaken; gireren; overboeken; overbrengen; overdragen; overhevelen; overplaatsen; overschrijven; overtappen; overzenden; overzetten; per postgiro betalen; standplaats veranderen; transponeren
trasladar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten brengen; demonteren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; ontmantelen; onttakelen; overhevelen; overtappen; overzetten; transponeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; verrijden; vervoeren; wegleiden; wegvoeren

Wiktionary Übersetzungen für verschuiven:


Cross Translation:
FromToVia
verschuiven aplazar; postergar; atrasar; perecear; posponer postpone — to delay or put off an event
verschuiven mover verschieben — etwas von einem an einen anderen Ort bewegen
verschuiven aplazar; diferir; prorrogar ajournerremettre à un autre jour.
verschuiven diferir; aplazar différer — Traductions à trier suivant le sens
verschuiven retroceder; diferir; aplazar; ceder reculertirer ou pousser un objet en arrière.
verschuiven aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar renvoyerenvoyer de nouveau.
verschuiven atrasar; diferir; aplazar; retardar retarderdifférer, temporiser.

Computerübersetzung von Drittern: