Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. zwachtel:
  2. zwachtelen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zwachtel (Niederländisch) ins Spanisch

zwachtel:

zwachtel [de ~ (m)] Nomen

  1. de zwachtel
    la venda; la envoltura

Übersetzung Matrix für zwachtel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
envoltura zwachtel omhulling; schulp
venda zwachtel blinddoek

Verwandte Wörter für "zwachtel":


zwachtel form of zwachtelen:

zwachtelen Verb (zwachtel, zwachtelt, zwachtelde, zwachtelden, gezwachteld)

  1. zwachtelen

Konjugationen für zwachtelen:

o.t.t.
  1. zwachtel
  2. zwachtelt
  3. zwachtelt
  4. zwachtelen
  5. zwachtelen
  6. zwachtelen
o.v.t.
  1. zwachtelde
  2. zwachtelde
  3. zwachtelde
  4. zwachtelden
  5. zwachtelden
  6. zwachtelden
v.t.t.
  1. heb gezwachteld
  2. hebt gezwachteld
  3. heeft gezwachteld
  4. hebben gezwachteld
  5. hebben gezwachteld
  6. hebben gezwachteld
v.v.t.
  1. had gezwachteld
  2. had gezwachteld
  3. had gezwachteld
  4. hadden gezwachteld
  5. hadden gezwachteld
  6. hadden gezwachteld
o.t.t.t.
  1. zal zwachtelen
  2. zult zwachtelen
  3. zal zwachtelen
  4. zullen zwachtelen
  5. zullen zwachtelen
  6. zullen zwachtelen
o.v.t.t.
  1. zou zwachtelen
  2. zou zwachtelen
  3. zou zwachtelen
  4. zouden zwachtelen
  5. zouden zwachtelen
  6. zouden zwachtelen
diversen
  1. zwachtel!
  2. zwachtelt!
  3. gezwachteld
  4. zwachtelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für zwachtelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
envolver en zwachtelen
poner una venda zwachtelen
vendar zwachtelen

Verwandte Wörter für "zwachtelen":


Wiktionary Übersetzungen für zwachtelen:


Cross Translation:
FromToVia
zwachtelen vendar bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
zwachtelen almohazar; hacer una cura; vendar panser — Soigner une plaie, une blessure, lui faire un pansement.